ECLI:NL:RBDHA:2023:4239
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en verantwoordelijkheidscriteria onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die de Iraanse nationaliteit hebben, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben op 7 januari 2023 beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. Verweerder stelde dat Slovenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 februari 2023, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte de door eisers aangevoerde omstandigheden niet had beoordeeld bij de vraag of Nederland de aanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd waren, omdat verweerder niet had aangegeven waarom de omstandigheden van eisers niet relevant waren voor de beoordeling van hun aanvragen. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wees de rechtbank de verzoeken om een voorlopige voorziening af en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.511,-.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.