ECLI:NL:RBDHA:2023:4227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland voor behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, samen met haar twee minderjarige kinderen een asielaanvraag indiende in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres eerder in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Dit vormt voldoende basis voor de staatssecretaris om te concluderen dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft niet aangetoond dat de gegevens in het Eurodac-systeem onjuist zijn of dat Duitsland niet in staat zou zijn om haar en haar kinderen te beschermen.

Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat zij niet met een registertolk is gehoord, wat in strijd zou zijn met de Wet beëdigde tolken en vertalers. De rechtbank oordeelt echter dat er sprake was van spoed en dat het niet beschikbaar zijn van een registertolk gerechtvaardigd was. De belangen van de minderjarige kinderen zijn voldoende betrokken bij de besluitvorming, en er zijn geen bijzondere omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2605

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 2]en
[naam 3]
(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.2606, op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 2 september 2022 heeft zij samen met haar twee minderjarige kinderen een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom Duitsland verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. Op 18 oktober 2022 hebben de Duitse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe aan dat zij in strijd met de verplichtingen op grond van de Wbtv [3] niet met gebruikmaking van een registertolk is gehoord. Daarnaast vraagt eiseres verweerder om haar in het bezit te stellen van een BIC-assessment. [4] Verweerder dient immers nader toe te lichten op welke wijze de belangen van de kinderen zijn gewogen en waarom deze afweging op deze manier is gemaakt. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat ten onrechte is geclaimd op
Duitsland nu Italië verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de
asielaanvraag. Ter onderbouwing hiervan heeft zij stukken uit de procedure in Italië overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank overweegt dat uit het resultaat van het onderzoek in het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Onder punt 7, uit lijst A van bijlage II bij de Uitvoeringsverordening [5] volgt dat een treffer in Eurodac geldt als bewijs van de indiening van een asielverzoek. Op basis van deze informatie mag verweerder ervan uitgaan dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. In het claimverzoek heeft verweerder onder het kopje “Andere nuttige informatie" alle relevante informatie vermeld. Duitsland heeft vervolgens de verantwoordelijkheid middels het claimakkoord aanvaard. Het ligt dan op de weg van eiseres om het bewijs te leveren dat de verantwoordelijkheid bij een andere lidstaat berust. Eiseres heeft niet met de – overigens slechts zeer gedeeltelijk overgelegde – stukken uit de procedure in Italië aangetoond dat de gegevens uit het Eurodac-systeem niet kloppen, of dat verweerder van verkeerde gegevens is uitgegaan.
5. Bij het aanmeldgehoor is gebruik gemaakt van een niet-registertolk. Op grond van artikel 28, derde lid, van de Wbtv is dit mogelijk indien er sprake is van vereiste spoed en er niet tijdig een registertolk beschikbaar is. Uit de termijnen die volgen uit de Dublinverordening vloeit voort dat het aanmeldgehoor op korte termijn na het indienen van de asielaanvraag moet plaatsvinden. Hierdoor is voldaan aan de vereiste spoed. In het voornemen heeft verweerder medegedeeld dat er niet tijdig een registertolk beschikbaar was. Gelet hierop kon niet van verweerder worden gevergd om te wachten op het op enig moment alsnog beschikbaar komen van een registertolk nu er volgens verweerder slechts vier registertolken Pidgin Engels in Nederland zijn, zodat het feitelijk praktisch onmogelijk is om altijd alle gehoren in die taal te laten plaatsvinden met een registertolk. Overigens is niet gebleken van communicatieproblemen tussen eiseres en de tolk tijdens het aanmeldgehoor. Ook zijn er naar aanleiding van het aanmeldgehoor geen correcties en aanvullingen ingediend. Verweerder heeft dan ook niet onzorgvuldig gehandeld door eiseres te horen in de aanwezigheid van een niet-registertolk.
6. Tot slot heeft verweerder in het bestreden besluit de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres voldoende betrokken bij de besluitvorming. Door het bestreden besluit worden de minderjarigen niet gescheiden van eiseres. Ook overigens is niet gebleken van dusdanige bijzondere omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening, dat eiseres niet kan worden overgedragen aan Duitsland. De enkele stelling dat het niet in het belang van de minderjarige kinderen is dat zij steeds van land naar land moeten reizen en dat eiseres wenst rust en regelmaat te creëren voor haar kinderen, is daarvoor onvoldoende. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres niet de bescherming van de Duitse autoriteiten kan inroepen, indien de vader van haar kind hen zou bedreigen. Verweerder heeft daarom terecht overwogen dat het op de weg van eiseres ligt om zich te melden bij de Duitse autoriteiten, om kenbaar te maken dat zij vreest voor de vader van haar kind en dat niet is gesteld of gebleken dat de autoriteiten van Duitsland haar niet kunnen of willen helpen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Wet beëdigde tolken en vertalers.
4.Best Interest of the Child Assessment.
5.Verordening (EU) nr. 118/2014.