ECLI:NL:RBDHA:2023:4214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26405
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse Berber met beroep op discriminatie en risico bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De eiser, die tot de Berber bevolkingsgroep behoort, had zijn aanvraag ingediend op 2 juni 2022, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag op 16 december 2022 als ongegrond heeft afgewezen, met de reden dat de gestelde problemen van de eiser geen raakvlakken vertoonden met de gronden van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. De eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Algerije vanwege zijn etniciteit en deelname aan demonstraties, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen niet voldoende waren om aan te tonen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de sociaaleconomische omstandigheden van de eiser geen asielrechtelijke relevantie hebben. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser geen persoonlijke problemen heeft ondervonden in verband met zijn etniciteit of politieke overtuiging, en dat zijn deelname aan demonstraties niet de reden was voor zijn vertrek uit Algerije. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het terugkeerbesluit in stand gelaten, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor het verlenen van een verblijfsvergunning.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2023 en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.26405

Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.M.G. Crompvoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: P.M.W. Jans).

ProcesverloopBij besluit van 16 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Bij dit besluit heeft verweerder ook bepaald dat eiser geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek wordt verleend. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en bepaald dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij is geboren en getogen in Algiers en behoort tot de Berber bevolkingsgroep. Op 2 juni 2022 heeft eiser de voormelde asielaanvraag ingediend.
1.1.
Zoals blijkt uit het rapport van nader gehoor heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Algerije in december 2018/januari 2019 heeft verlaten omdat hij daar niets en niemand meer heeft. Hij had in Algerije geen werk, geen huis en geen inkomen en heeft daar gedurende vier jaar op straat geslapen. Sinds het overlijden van zijn opa in 2016, heeft hij geen woning meer omdat hij van zijn ooms niet meer bij zijn oma mocht blijven wonen. Zijn vader is overleden. Zijn moeder is nadien hertrouwd. Met haar heeft eiser geen contact meer. Verder heeft eiser verklaard dat hij in Algerije vier keer heeft deelgenomen aan demonstraties. Hij nam daaraan deel omdat iedereen dat deed en heeft naar zijn zeggen als gevolg van zijn deelname geen problemen ondervonden. Hij heeft verklaard dat hij niet uit Algerije vertrokken zou zijn als hij daar een woning en werk had gehad.
2. In de zienswijze heeft hij aangevoerd dat hij gezien zijn deelname aan demonstraties en Berber etniciteit te vrezen heeft bij terugkeer naar Algerije.
Het bestreden besluit en het standpunt van eiser
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser slechts één relevante element: te weten de Identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
3.1.
Verweerder heeft dit relevante element geloofwaardig geacht. Het geloofwaardig geachte element heeft volgens verweerder echter geen raakvlakken met een van de gronden genoemd in het Vluchtelingenverdrag of met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Verweerder heeft daarom geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b van de Vw 2000.
3.2.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser naast het hiervoor genoemde relevante element geen andere relevante elementen bevat. Volgens verweerder blijkt uit de verklaringen van eiser namelijk dat sociaaleconomische omstandigheden de aanleiding hebben gevormd voor eiser om zijn land van herkomst te verlaten. Deze verklaringen hebben volgens verweerder geen asielrechtelijke relevantie omdat zij geen raakvlak hebben met één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag dan wel met ernstige schade [1] . Omdat eiser heeft verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden door zijn deelname aan een aantal demonstraties en dit ook geen directe aanleiding voor hem was om Algerije te verlaten, heeft verweerder dit niet als relevant element beschouwd.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Eiser verzoekt allereerst om hetgeen hij eerder in de procedure heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder onterecht zijn deelname aan demonstraties niet als relevant element heeft aangemerkt. Eiser stelt dat zijn afkomst Berbers is en dat in Algerije sprake is van structurele discriminatie van Berbers. Ondanks dat eiser niets met politiek te maken heeft gehad, geen persoonlijke problemen heeft ondervonden naar aanleiding van de demonstraties én een en ander geen directe aanleiding vormde voor zijn vertrek, is het feit dat Berbers onder de negatieve aandacht staan van de Algerijnse autoriteiten dat wel. Eiser heeft in zijn dagelijks leven veel discriminatie ervaren, waardoor hij geen werk kon vinden en geen vangnet meer had. Het is voor eiser als Berber daarom niet mogelijk om zich in Algerije te handhaven. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar een artikel op internet dat dateert van 7 oktober 2020 en de door hem aangehaalde landeninformatie in de zienswijze. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet getoetst hoe de situatie van eiser is in Algerije gezien het feit dat hij Berber is. Gelet daarop kan volgens eiser ook het terugkeerbesluit dat aan hem is opgelegd geen stand houden.
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de wet, worden verleend aan de vreemdeling:
Die verdragsvluchteling is; of
Die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1⁰ doodstraf of executie;
2⁰ folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3⁰ ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
6. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat de vereisten die aan de motivering van de geloofwaardigheid van een asielrelaas gesteld worden, afhankelijk zijn van een asielrelaas in een concrete zaak. Uit werkinstructie 2014/10 blijkt dat de staatssecretaris het asielrelaas van een vreemdeling in verschillende relevante elementen verdeelt. Een relevant element is volgens die werkinstructie een feit of omstandigheid dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en die in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM.
Indien een relevant element niet of niet voldoende is gestaafd, wordt als hulpmiddel voor een objectieve, gestructureerde en transparante beoordeling van de geloofwaardigheid daarvan, gebruik gemaakt van interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren. Volgens de werkinstructie gaat het bij de interne geloofwaardigheid om alles wat de vreemdeling zelf heeft aangedragen, waaronder diens verklaringen. Bij de externe geloofwaardigheid gaat het om alles wat te toetsen is aan andere bronnen dan de vreemdeling zelf, waaronder ambtshalve beschikbare algemene informatie.
8. In het onderhavige geval heeft eiser tijdens het nader gehoor desgevraagd verklaard dat hij in Algerije geen problemen heeft ondervonden in verband met zijn etniciteit en/of politieke overtuiging (blz. 13 gehoor aanmeldfase). Ook in verband met de deelname aan de demonstratie heeft hij geen problemen ondervonden (blz. 5 gehoor aanmeldfase). Hij heeft geen verklaring gegeven voor het pas in de zienswijze wijzigen van de grondslag van zijn asielaanvraag en ook nu heeft hij geen verklaring gegeven waarom hij daarmee pas in de zienswijzefase is gekomen. De omstandigheid dat volgens de door eiser ingeroepen landeninformatie [2] volgens welke Berbers in Algerije structureel worden gediscrimineerd en dat het enkele gebruik van de Berberse vlag al voldoende om is om te kunnen worden gearresteerd, is niet te relateren aan de verklaringen die eiser heeft afgelegd. Het enkele beroep op deze landeninformatie is onvoldoende om het gestelde risico aan te nemen.
9. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit dan ook terecht op het standpunt gesteld dat voor zover eiser naar voren wil brengen dat de deelname aan demonstraties ten onrechte niet is aangemerkt als relevant element en dit element doorgetoetst had moeten worden, mede omdat eiser Berbers is, eiser hierin niet wordt gevolgd. In dit kader heeft verweerder er met juistheid op gewezen dat eiser in de zienswijze niet heeft betwist dat eiser niets met politiek te maken had, geen persoonlijke problemen heeft ondervonden naar aanleiding van de demonstraties én dit geen directe aanleiding vormde voor zijn vertrek uit Algerije. Dat eiser enkel vanwege het behoren tot de Berber bevolkingsgroep te vrezen zou hebben van de Algerijnse autoriteiten is niet nader onderbouwd.
10. Eisers betoog dat hij gezien zijn Berber etniciteit een verhoogd risico loopt, nu etnische Berbers doelwit zijn geweest van de Algerijnse autoriteiten als zij deelnamen aan politieke activiteiten, slaagt evenmin. Eiser verwijst hiertoe naar de Bijlage Landeninformatie, waaruit blijkt dat het gebruik van de Berberse vlag al kan worden gezien als schadelijk voor overheidsfunctionarissen en instellingen, wat kan leiden tot arrestatie. Verweerder heeft zich echter met juistheid op het standpunt gesteld dat eiser op geen enkele wijze inzichtelijk heeft gemaakt waarom dit op hem persoonlijk van toepassing zou zijn.
Eiser heeft immers verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden naar aanleiding van de deelname aan de demonstraties, dat hij niks met politiek te maken had en dat de demonstraties geen reden vormden voor zijn vertrek uit Algerije.
11. In de door eiser aangevoerde sociaal economische problemen heeft verweerder geen grond hoeven te vinden om eiser een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a en b, van de Vw 2000 te verlenen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser dan ook terecht afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, waardoor ook het terugkeerbesluit in rechte stand kan houden.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 07 maart 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
2.Te weten: