ECLI:NL:RBDHA:2023:4211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
22/6848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende machtiging voor voorlopig verblijf

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer AWB 22/6848. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Görsültürk, hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) die op 29 maart 2022 was ingediend. In een besluit van 28 november 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, de aanvraag toegewezen. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat verzoekers recht hebben op vergoeding van de proceskosten omdat verweerder tegemoet is gekomen aan hun beroep.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen,

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummers: [V-nummer] ,
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] .
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer]
hierna: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Neuhaus).

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) van 29 maart 2022.
In het besluit van 28 november 2022 heeft verweerder de aanvraag toegewezen.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekers.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5).
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Verzoekers zullen zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.