ECLI:NL:RBDHA:2023:4209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642910 / JE RK 23-330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor een periode van één jaar, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen en de spanningen in de thuissituatie. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, ondanks de inzet van diverse hulpverlening. De kinderen lijken een manier te hebben gevonden om met de situatie om te gaan en er zijn geen zorgen over hun veiligheid. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek tot ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen, en heeft geoordeeld dat [minderjarige01] bij de grootmoeder moederszijde kan blijven wonen, wat ook de wens van [minderjarige01] zelf is. De uitspraak benadrukt het belang van rust voor de kinderen en de noodzaak om hen niet verder te belasten met juridische procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/642910 / JE RK 23-330
Datum uitspraak: 7 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

I. Afwijzing ondertoezichtstelling
II. Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 20 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
-
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
-
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,

[de vrouw02] ,

hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het herstelrekest met bijlagen.
Op 6 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] en [naam03] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder;
- de grootmoeder moederszijde.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige01] door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de grootmoeder moederszijde.
- [minderjarige02] verblijft feitelijk bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 september 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd van 26 september 2022 tot 26 februari 2023.
- Bij beschikking van 31 oktober 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de grootmoeder moederszijde van 31 oktober 2022 tot 26 februari 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de periode van één jaar. Ter zitting heeft de Raad het verzoek mondeling aangevuld, in die zin dat tevens wordt verzocht om een machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de grootmoeder moederszijde voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad is er onvoldoende gerust op dat de ouders voldoende tegemoet komen aan wat de kinderen nodig hebben. [minderjarige02] laat gedragsproblemen zien in de thuissituatie. Zij laat zelfbepalend gedrag zien en kan daarnaast brutaal en intimiderend zijn naar de moeder. De moeder zegt het lastig te vinden hiermee om te gaan. Ze staat hierbij echter niet open voor hulpverlening gericht op de interactie tussen hen en vindt dat er alleen hulp voor [minderjarige02] nodig is. [minderjarige02] staat aan het begin van de puberteit en de Raad is bezorgd dat de problemen zullen verergeren als er niet tijdig hulp wordt ingezet. De Raad vindt het jammer dat de paardencoaching gestopt is. [minderjarige02] had hier baat bij en zij kon daar praten met een onafhankelijk persoon. De Raad vindt het belangrijk dat [minderjarige02] zich kan uiten bij een onafhankelijk persoon omdat de ouders nog altijd niet kunnen samenwerken en zij nog steeds in een loyaliteitsconflict zit. Het is daarnaast belangrijk dat zij leert haar eigen emoties beter te herkennen en hier op een goede manier mee leert omgaan. Het is positief dat [minderjarige02] middels een omgangsregeling naar de vader gaat. [minderjarige01] verblijft sinds oktober 2022 bij de grootmoeder moederszijde. De vader heeft op zitting aangegeven geen toestemming te geven voor het verblijf van [minderjarige01] bij de grootmoeder. De Raad vindt het belangrijk dat de plaatsing bij grootmoeder moederszijde gecontinueerd wordt en dat er voor [minderjarige01] duidelijkheid komt ten aanzien van de continuïteit van deze plaatsing. De Raad acht het daarom noodzakelijk dat er een machtiging uithuisplaatsing wordt verleend. De Raad deelt de mening van de gecertificeerde instelling dat het hoogst haalbare is bereikt qua communicatie tussen de ouders. Zolang de ouders niet willen samenwerken en de strijd niet staken, zal er geen verandering komen. De Raad vindt dit dan ook geen doel meer voor de ondertoezichtstelling. Wel moet er hulpverlening worden ingezet voor de interactie tussen de moeder en [minderjarige02] en dienen de ouders ondersteund te worden bij het nemen van gezamenlijke beslissingen. Daartoe zouden de ouders mogelijk baat hebben bij een traject parallel-solo-ouderschap, zodat zij leren hoe ze zich kunnen richten op hun eigen rol als ouder en hun eigen opvoedsituatie.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Hoewel de gecertificeerde instelling zorgen heeft over de onderlinge verstandhouding tussen de ouders, is het de afgelopen jaren niet gelukt dit negatieve patroon te doorbreken. Er is diverse hulpverlening getracht in te zetten, maar dit komt niet (voldoende) van de grond. Ook een traject als parallel-solo-ouderschap gaat geen verandering brengen in de onderlinge communicatie en verstandhouding. De ouders staan er beiden niet voor open. Daarnaast zouden ze opnieuw moeten nadenken over hun rol in de opvoeding van de kinderen. Dat zal veel stress en spanning opleveren voor de ouders, terwijl de baten minimaal zijn. De kinderen lijken een manier te hebben gevonden om met de situatie om te gaan. [minderjarige02] woont bij de moeder en er ligt een omgangsregeling met de vader. Tussen de moeder en [minderjarige02] zijn er soms wrijvingen. De Raad zou graag zien dat er hulpverlening wordt ingezet voor de interactie tussen de moeder en [minderjarige02] . De gecertificeerde instelling ziet niet in welke hulpverlening dit moet zijn, aangezien er al van alles is geprobeerd en hulpverlening steeds niet van de grond komt of voortijdig wordt beëindigd. [minderjarige01] woont bij de grootmoeder en heeft het daar naar zijn zin. De gecertificeerde instelling gaat ervan uit dat hij daar kan blijven wonen als de ondertoezichtstelling wordt afgesloten. Vanuit de ouders – met name de vader – zal er druk worden gezet op [minderjarige01] , maar hij is daar voldoende tegen bestand.
De vader heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling. De vader heeft zorgen over de kinderen en meent dat het noodzakelijk is dat er zicht op hen blijft. Het klopt niet dat de vader hulpverlening heeft geweigerd. Hij heeft jaren geleden juist aangegeven dat hulpverlening voor de kinderen nodig is. De vader erkent dat hij zijn toestemming heeft ingetrokken voor de paardencoaching van [minderjarige02] . Volgens de vader werd bij de paardencoaching gesuggereerd dat het probleem bij [minderjarige02] ligt. Het probleem ligt echter niet bij de kinderen maar bij de ouders. Volgens de vader is er sprake van ouderverstoting, met name door toedoen van de grootouders moederszijde. Er wordt negatief over de vader gesproken, waardoor er bijna geen contact is tussen de vader en [minderjarige01] . De vader stemt daarom ook niet in met het verblijf van [minderjarige01] bij de grootmoeder moederszijde. Dat heeft hij ook nooit gedaan. Hij heeft wel ingestemd met het stopzetten van de omgangsregeling met [minderjarige01] , omdat de vader meent dat [minderjarige01] oud en wijs genoeg is om daarin zelf een beslissing te nemen. De vader meent dat [minderjarige01] bij de vader of de moeder moet wonen. Als dat niet veilig is, moet er een neutrale plek voor hem gevonden worden.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder aangevoerd geen toegevoegde waarde te zien in een ondertoezichtstelling. De afgelopen jaren is er al diverse hulpverlening ingezet, maar dit is voortijdig geëindigd omdat de vader zijn toestemming intrekt. Recentelijk is de paardencoaching van [minderjarige02] gestopt, terwijl zij daar juist baat bij had. De moeder en de kinderen zijn het vertrouwen in de hulpverlening kwijt en zijn toe aan rust. De moeder weet waar zij naartoe moet voor hulp voor de kinderen en zal dit ook doen. Op dit moment vindt de moeder het belangrijk dat [minderjarige01] bij de grootmoeder blijft wonen. Hij heeft het daar naar zijn zin. Uiteindelijk is het wel de bedoeling dat hij weer bij de moeder komt wonen. De moeder erkent dat de communicatie met de vader niet goed verloopt. Dit loopt telkens uit in ruzie, waardoor zij ervoor heeft gekozen geen contact meer te hebben. De moeder herkent zich niet in de door de vader geschetste situatie en geeft aan dat de vader er zelf voor heeft gekozen om geen rol te spelen in de opvoeding van de kinderen.
De grootmoeder moederszijde heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige01] in de thuissituatie bij haar. [minderjarige01] heeft er zelf voor gekozen om bij haar te wonen, omdat hij rust wilde en uit de ruziesfeer wilde. De kinderen hebben beiden veel meegemaakt en zijn daardoor beschadigd. Met beide kinderen gaat het naar omstandigheden goed. De grootmoeder benadrukt dat zij de kinderen nooit van de vader heeft weggehouden. Zij stimuleert hen juist om contact te hebben met beide ouders. De grootmoeder herkent zich dan ook niet in het door de vader geschetste beeld. Het is belangrijk dat er rust komt. Er is al jaren betrokkenheid van instanties en dit levert veel spanningen op bij de moeder en de kinderen. De ondertoezichtstelling moet daarom afgesloten worden. [minderjarige01] kan bij de grootmoeder blijven wonen. Uiteindelijk is het wel de bedoeling dat hij teruggaat naar de moeder en [minderjarige02] .

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Bij beschikking van 26 augustus 2016 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld omdat zij ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd door de spanningsvolle situatie tussen de ouders en de onrust die daarmee gepaard ging. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 20 september 2022. De inzet van talloze hulpverlening heeft er niet voor gezorgd dat de ouders op een constructieve wijze met elkaar kunnen communiceren. De hulpverlening komt ofwel niet van de grond of wordt voortijdig beëindigd. De door de Raad geformuleerde doelen van de ondertoezichtstelling zijn de afgelopen jaren niet volledig haalbaar gebleken en de kinderrechter is er niet van overtuigd dat dat nu anders zou zijn. De moeder en de kinderen ervaren tegelijkertijd wel veel spanning van de ondertoezichtstelling en de daarmee gepaard gaande rechtszaken. Het is belangrijk dat er rust komt voor de kinderen. Er zijn geen zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Zij lijken een coping mechanisme te hebben ontwikkeld om met de huidige situatie om te gaan. De kinderrechter wijst het verzoek tot de ondertoezichtstelling dan ook af. Ook het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing wijst de kinderrechter af. De kinderrechter vertrouwt erop dat [minderjarige01] bij de grootmoeder moederszijde kan blijven wonen. Dit is de uitdrukkelijke wens van [minderjarige01] zelf en de vader heeft aangegeven dat hij de keuze van [minderjarige01] respecteert.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling;
wijst af het verzoek tot machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.