ECLI:NL:RBDHA:2023:4180
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de aanhoudende problematiek rondom [minderjarige01] en de verstoorde relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De ouders van [minderjarige01] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben niet in voldoende mate zorg en ondersteuning kunnen bieden. [minderjarige01] verblijft sinds 17 mei 2022 bij Jeugdformaat en er zijn zorgen over haar emotionele stabiliteit, schoolverzuim en de onvoorspelbaarheid in het contact met haar ouders.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de in de wet genoemde gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis, waarbij [minderjarige01] getuige is geweest van conflicten tussen haar ouders en onvoldoende emotionele en fysieke beschikbaarheid van de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om een jeugdbeschermer aan te stellen die toezicht kan houden op de ontwikkeling van [minderjarige01] en de praktische zaken kan regelen. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen zoals verzocht, met een looptijd van 27 februari 2023 tot 31 januari 2024.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.