ECLI:NL:RBDHA:2023:4180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642354 / JE RK 23-251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de aanhoudende problematiek rondom [minderjarige01] en de verstoorde relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De ouders van [minderjarige01] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben niet in voldoende mate zorg en ondersteuning kunnen bieden. [minderjarige01] verblijft sinds 17 mei 2022 bij Jeugdformaat en er zijn zorgen over haar emotionele stabiliteit, schoolverzuim en de onvoorspelbaarheid in het contact met haar ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de in de wet genoemde gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis, waarbij [minderjarige01] getuige is geweest van conflicten tussen haar ouders en onvoldoende emotionele en fysieke beschikbaarheid van de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om een jeugdbeschermer aan te stellen die toezicht kan houden op de ontwikkeling van [minderjarige01] en de praktische zaken kan regelen. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen zoals verzocht, met een looptijd van 27 februari 2023 tot 31 januari 2024.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/642354 / JE RK 23-251
Datum uitspraak: 27 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlage(n).
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige01] .
[minderjarige01] is op 27 februari 2023 ook in raadkamer gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
- [minderjarige01] verblijft sinds 17 mei 2022 feitelijk bij Jeugdformaat.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot haar meerderjarigheid, te weten tot 31 januari 2024.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er zijn zorgen over de aanhoudende problematiek rondom [minderjarige01] en de verstoorde relatie met haar familieleden. Ze wordt daarbij belast met volwassenzaken en mist stabiliteit, emotionele ondersteuning en geborgenheid. [minderjarige01] is regelmatig weg van de groep en er is sprake van schoolverzuim waardoor de leerplicht betrokken is. Het lukt de ouders niet om [minderjarige01] voldoende zorg en ondersteuning te bieden en het gezag over haar uit te voeren. Er zijn meerdere situaties geweest waarbij er keuzes gemaakt moesten worden ten aanzien van [minderjarige01] , maar de ouders zich hiervan onttrokken. Hierdoor is er sprake van een terugkerend gezagsvacuüm. Op dit moment is er geen contact tussen [minderjarige01] en de ouders en de moeder laat hierin een wisselende houding zien. De hulpverlening in het vrijwillig kader is niet meer toereikend. Tijdens een eerdere ondertoezichtstelling is het onvoldoende gelukt om aan de doelen te werken. Inmiddels zijn de situatie en de doelen gewijzigd. Een jeugdbeschermer kan keuzes maken in het belang van [minderjarige01] , praktische zaken regelen, samen met haar kijken wat haar perspectief wordt en indien nodig de ouders een schriftelijke aanwijzing geven.
De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht dat het tijdens de eerdere ondertoezichtstelling niet is gelukt om het patroon te doorbreken. Het is van belang dat er naar [minderjarige01] gekeken wordt en wat haar perspectief wordt. De jeugdbeschermer denkt dat een jongerencoach daarvoor wellicht passender is. De jeugdbeschermer kan de ouders met een ondertoezichtstelling eventueel een schriftelijke aanwijzing geven, maar kan verder op het gebied van gezag kwesties niet meer doen dan in het vrijwillig kader.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende. Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis waarbij [minderjarige01] onder andere getuige is geweest van de conflictueuze relatie tussen haar ouders en verschillende familieleden en op veel verschillende plekken heeft gewoond. De ouders zijn onvoldoende emotioneel- en fysiek beschikbaar voor [minderjarige01] en het lukt hen niet om aan te sluiten bij haar behoeften. Er is sprake van een terugkerend problematisch patroon in de opvoedingstaken waardoor [minderjarige01] wordt belast met volwassenenzaken. [minderjarige01] ervaart daarbij een grote onvoorspelbaarheid en instabiliteit in het contact met de ouders. Ze heeft al langere tijd geen contact meer met de vader en de moeder laat hierin een ambivalente houding zien waardoor er wisselend contact is. Op dit moment is er (weer) geen contact met de moeder. Momenteel vervullen de ouders geen ouderrol meer en onttrekken ze zich van het gezag en de keuzes die gemaakt moeten worden in het belang van [minderjarige01] , waardoor er sprake is van een terugkerend gezagsvacuüm. Verder zijn er zorgen over de schoolgang van [minderjarige01] en dat zij zich onvoldoende openstelt richting de hulpverlening. De kinderrechter acht de verzochte maatregelen noodzakelijk zodat een jeugdbeschermer toezicht kan houden op de ontwikkeling van [minderjarige01] en de praktische zaken, waaronder het contact en de gezag kwesties met de ouders, kan regelen. Het is, mede gelet op de naderende meerderjarigheid van [minderjarige01] , van belang dat ze zich de komende periode openstelt voor de hulpverlening zodat ze zich verder kan ontwikkelen richting zelfstandigheid en er samen met haar gekeken kan worden wat haar perspectief wordt. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 27 februari 2023 tot 31 januari 2024 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 27 februari 2023 tot 31 januari 2024, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.