ECLI:NL:RBDHA:2023:4178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/09/640478 / JE RK 22-2725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. Deze zaak volgde op een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, ingediend op 30 december 2022. De kinderrechter heeft de moeder als belanghebbende aangemerkt en heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de bijlagen. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de pleegouders en de moeder verschenen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn erkend door [de man01], terwijl [minderjarige03] erkend is door [de man02]. De moeder heeft het ouderlijk gezag over alle drie de kinderen, die feitelijk bij de pleegouders verblijven. Eerder, op 2 september 2022, heeft de kinderrechter al een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de kinderen, die tot 2 maart 2023 zou duren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgelijke signalen zijn over de thuissituatie bij de moeder, waaronder middelengebruik en problemen met emotieregulatie. Ondanks pogingen om de moeder te betrekken bij de hulpverlening, is er geen samenwerking tot stand gekomen.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging, waarbij zij aangaf dat er eerst een duidelijk plan van aanpak moet komen voordat zij zich zal inzetten. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de verstoorde samenwerking met de hulpverlening en de aanhoudende zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 2 september 2023, met de hoop dat de moeder inzien dat zij moet samenwerken met de hulpverlening om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/640478 / JE RK 22-2725 en C/09/640474 / JE RK 22-2723
Datum uitspraak: 27 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 30 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ;
- [minderjarige02] Elizahgeboren op [geboortedatum02] 2018 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ;
[minderjarige03] , geboren op 19 september 2021 te ‘s-Gravenhage,hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,.

De kinderrechter merkt als informanten aan: [naam01] en [naam02] , hierna te noemen: de pleegouders, tevens de grootouders moederszijde.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlage(n).
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam03] en [naam04] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- de pleegouders.

Feiten

- [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn erkend door [de man01] .
- [minderjarige03] is erkend door [de man02] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
- [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] verblijven feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 2 september 2022 [minderjarige01] , [minderjarige02] en onder toezicht gesteld van 2 september 2022 tot 2 september 2023, alsmede machtiging verleend [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg bij de grootouders moederszijde, van 2 september 2022 tot 2 maart 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 2 september 2023.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. In het Raadsrapport en het verzoek tot onderzoek van Veilig Thuis kwamen verschillende zorgelijke signalen naar voren over de thuissituatie bij de moeder, waaronder het middelengebruik en de emotieregulatie. De afgelopen periode is geprobeerd om deze zorgen met de moeder te bespreken en de ernst van de zorgen te toetsen en te kijken welke hulp er kan worden ingezet. Het is echter onvoldoende gelukt om de samenwerking met de moeder aan te gaan waardoor de zorgelijke situatie nog onveranderd is. De moeder erkent de zorgen niet en heeft nauwelijks contact met de hulpverlening. Ze geeft aan dat ze stappen onderneemt, onder andere door naar de psycholoog en de verslavingszorg te gaan, maar deelt dit niet met de hulpverlening waardoor de zorgen niet zijn weggenomen. [minderjarige01] laat signalen zoals zelfbepalend gedrag zien waaruit blijkt dat hij een onveilige basis bij de moeder heeft gehad. De kinderen ervaren rust bij de grootouders. De samenwerking met de moeder is volledig gestagneerd waardoor belangrijke zaken niet geregeld kunnen worden en de kinderen de moeder al sinds september 2022 niet hebben gezien. In eerste instantie waren er begeleide bezoeken, maar die zijn gestopt na bedreigingen van de moeder. Verder is er ook een contactverbod geweest tussen de moeder en de pleegouders wegens een bedreiging aan hun adres. Een traject om het perspectief te onderzoeken kan niet worden gestart doordat de moeder hier niet aan meewerkt. Verlenging van de uithuisplaatsing is daarom nodig.
De moeder heeft verweer gevoerd. De moeder wil dat er eerst een duidelijk plan van aanpak komt en er duidelijke afspraken worden gemaakt voordat zij zich zal gaan inzetten en zal meewerken. De moeder heeft het gevoel dat de jeugdbeschermer onvoldoende kennis en inzicht heeft over de situatie en ze heeft onvoldoende vertrouwen in de jeugdbeschermer om met haar in gesprek te gaan of een samenwerking aan te gaan. De moeder is in staat om voor de kinderen te zorgen en een stabiele band met hen op te bouwen. De moeder is het er niet mee eens dat de kinderen bij de grootouders verblijven en wil dat de kinderen weer bij haar komen wonen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder de afgelopen periode onvoldoende bereid en in staat was om een samenwerking met de hulpverlening aan te gaan. De samenwerking met de moeder is ernstig verstoord en zij accepteert de hulpverlening niet. De moeder herkent de zorgen niet, stelt haar eigen eisen en voorwaarden aan de samenwerking en kan dwingend en soms zelfs dreigend zijn in het contact. Hierdoor is er geen zicht op de opvoedcapaciteiten van de moeder en zijn de zorgen over de verslavings- en agressieregulatie problematiek nog steeds aanwezig. De kinderen laten signalen zien waaruit blijkt dat zij uit een onstabiele situatie bij de moeder komen. [minderjarige01] neemt onder andere een zorgende rol aan ten aanzien van zijn zusjes en [minderjarige02] heeft de neiging om negatieve aandacht te zoeken. De kinderen zitten momenteel op een stabiele plek bij de grootouders moederszijde en het is van belang dat de moeder eerst de samenwerking met de hulpverlening aangaat en laat zien dat zij werkt aan de zorgen en haar persoonlijke problematiek en de resultaten hiervan ook deelt met de jeugdbeschermer. De bodemeisen en veiligheidsafspraken waar de moeder aan moet voldoen staan opgenomen in het gezinsplan, van de gecertificeerde instelling, evenals de doelen.
De kinderrechter hoopt tenslotte dat de moeder gaat inzien dat zij zichzelf door haar houding buiten de situatie plaatst, en daarmee verandering, progressie of oplossingen in de weg staat. Het zou triest zijn als daarmee de hereniging van de moeder met haar kinderen steeds verder uit beeld geraakt. De kinderrechter zal de machtiging daarom verlenen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03]
gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg bij de grootouders moederszijde van 2 maart 2023 tot 2 september 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.