Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] verzoeker
(gemachtigde: mr. J. Eliya),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 28 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 22 augustus 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd terwijl er een beroep aanhangig was tegen het niet tijdig beslissen, waardoor verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij één punt voor het indienen van het beroepschrift is vastgesteld met een waarde van € 837, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.