Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 24 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 26 augustus 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker heeft ingewilligd terwijl het beroep nog aanhangig was, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in deze kosten, die aan verzoeker moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.