ECLI:NL:RBDHA:2023:4129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod met onvoldoende motivatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat was opgelegd aan eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft en niet rechtmatig in Nederland verblijft. Eiser had op 30 januari 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar ontvangen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk is, omdat het terugkeerbesluit onverplicht was genomen en geen rechtsgevolgen had. Eiser had eerder al een aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen gekregen, wat ook een terugkeerbesluit inhield. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het inreisverbod onvoldoende gemotiveerd was. Eiser had aangegeven dat hij acht kinderen in Nederland heeft, maar deze omstandigheden waren niet expliciet meegewogen in de besluitvorming van verweerder.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het inreisverbod in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Daarom heeft de rechtbank het beroep tegen het inreisverbod gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2931

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, alsmede een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben. Niet in geschil is dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft.
2. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd heeft waarom niet van het opleggen van het inreisverbod is afgezien. In het gehoor voorafgaand aan het opleggen daarvan heeft eiser benoemd dat hij acht kinderen in Nederland heeft. Verweerder heeft dit niet expliciet meegewogen, maar heeft in het besluit enkel verwezen naar het gehoor.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Bij beschikking van 2 december 2022 is eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning met verblijfsdoel ’familie en gezin’ afgewezen. Deze beschikking bevat tevens een terugkeerbesluit. In dit terugkeerbesluit staat Suriname als land van terugkeer genoemd. Het terugkeerbesluit van 30 januari 2023 is dan ook onverplicht genomen en heeft geen rechtsgevolgen. Het beroep tegen het terugkeerbesluit is daarom niet-ontvankelijk.
4. Aan eiser is een vertrektermijn onthouden. Verweerder was daarom gehouden [1] om aan tegen eiser een inreisverbod uit te vaardigen, tenzij er aanleiding bestaat om hiervan af te zien op grond van bijzonder persoonlijke omstandigheden aan de zijde van eiser. [2] Eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn persoonlijke omstandigheden naar voren te brengen. Uit het bestreden besluit blijkt niet concreet welke omstandigheden in de besluitvorming zijn betrokken. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in het bestreden besluit ongemotiveerd heeft gelaten waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden hem geen aanleiding geven van het opleggen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Het inreisverbod is dan ook in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb [3] onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
5. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal bestreden besluit vernietigen, voor zover daarbij tegen eiser een inreisverbod is uitgevaardigd.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij tegen eiser een inreisverbod is uitgevaardigd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.
2.Zie het proces-verbaal van gehoor van 30 januari 2023 (M110).
3.Algemene wet bestuursrecht.