ECLI:NL:RBDHA:2023:4067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.3052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 januari 2023 beoordeeld. Eiser, die op 8 december 2021 veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van 12 maanden op grond van de Opiumwet, heeft een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod van 10 jaar opgelegd gekregen. De rechtbank behandelt de vraag of eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, nu hij met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Albanië is vertrokken. De rechtbank concludeert dat eiser nog steeds belang heeft bij de beoordeling, ondanks zijn vertrek.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, gezien de ernst van het misdrijf en het feit dat hij recentelijk strafbare feiten heeft gepleegd. Eiser betwist deze kwalificatie en stelt dat hij een positieve gedragsverandering heeft laten zien, maar de rechtbank oordeelt dat hij deze stelling niet heeft onderbouwd. De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris dat de aard van het misdrijf en de gevolgen daarvan een actuele bedreiging voor de samenleving vormen.

Daarnaast behandelt de rechtbank de argumenten van eiser met betrekking tot het inreisverbod en de persoonlijke omstandigheden. Eiser stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn familiebanden in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat zijn ouders in Nederland verblijven of dat zijn vader zorgbehoevend is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3052

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 26 januari 2023.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is op 8 december 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden op grond van de Opiumwet. De politie heeft eiser gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
Bestreden besluit
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eiser Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland meteen moet verlaten. Ook heeft verweerder aan eiser een zwaar inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen verblijfsrecht heeft in Nederland of een ander land van de EU. Eiser moet meteen uit Nederland en de EU vertrekken omdat hij een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde is.
2.2
Verweerder heeft aan de hand van de aard en de ernst van het misdrijf, het tijdsverloop sinds het misdrijf werd gepleegd en het evenredigheidsbeginsel gemotiveerd dat eiser een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde is. Zo heeft verweerder voor wat betreft de aard en ernst van het misdrijf aangegeven dat eiser dat vanuit een versnijdingspand een hoeveelheid van ongeveer 2,5 kilo heeft heroïne afgeleverd aan een voor hem onbekende persoon. Eiser heeft erkend tegen betaling voor een ander klusjes te hebben gedaan zoals het samenstellen van het bestelde pakket, het afleveren daarvan en het schoonmaken van het pand. Het pand en de daarin aangetroffen benodigdheden voor het versnijden van harddrugs waren niet van eiser maar van degene die eiser betaalde. Eiser heeft zich daarmee samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zien op de bewerking en handel in harddrugs door het voorhanden hebben van de daartoe benodigde voorwerpen en stoffen. In het pand waar deze voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen, is onder meer ook ruim 9 gram heroïne aangetroffen. Daarmee heeft eiser zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van deze hoeveelheid heroïne. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door de verspreiding van harddrugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
2.3
Ten aanzien van het tijdsverloop heeft verweerder aangegeven dat eiser de strafbare feiten heeft gepleegd op 6 augustus 2022. De bedreiging die van eiser uitgaat, is als actueel aan te merken. Verweerder heeft geen aanwijzingen dat eiser niet opnieuw een misdrijf zal plegen.
2.4
Ten aanzien van het inreisverbod heeft verweerder gemotiveerd waarom het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan de belangen van eiser. Het besluit is volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
2.5
In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat eiser op 8 februari 2023 met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Albanië is vertrokken.
Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep, nu hij met hulp van het IOM naar Albanië is vertrokken. Verweerder heeft ter zitting van de rechtbank aangegeven dat eiser een vertrekverklaring heeft ondertekend waarmee eiser heeft verklaard ermee in te stemmen dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd. De rechtbank leest in de door verweerder overgelegde vertrekverklaring niet dat eiser ook heeft getekend voor het intrekken van de nog openstaande procedures. Anders dan verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiser een belang heeft bij een beoordeling van het beroep.
Gevaar voor de openbare orde
4.1
Eiser voert aan dat hij ten onrechte is aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde. Het enkele feit dat hij is veroordeeld voor het misdrijf waarvoor hij nu in detentie zit, is niet voldoende voor het aannemen van een actuele bedreiging. Uit de motivering van de strafrechtelijke veroordeling kan niet worden afgeleid dat sprake is van een actuele bedreiging, nu hieruit geen recidivegevaar kan worden afgeleid. Eiser heeft sinds zijn veroordeling een positieve gedragsverandering laten zien. Eiser is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. De aard van dit strafbare feit brengt volgens eiser niet automatisch met zich mee dat er sprake is van een voldoende ernstige bedreiging. In het geval van eiser is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar niet valt in te zien hoe zijn persoonlijke gedraging een fundamenteel belang van de samenleving raakt.
4.2
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat verweerder aan de stelling van eiser dat hij in detentie een positieve gedragsverandering heeft laten zien weinig waarde hecht, omdat eiser zijn stelling niet heeft onderbouwd. Daarnaast merkt verweerder op dat eiser maar een zeer beperkte tijd in detentie heeft gezeten omdat hij op 8 februari 2023 naar Albanië is vertrokken. Bovendien wordt aan positieve gedragsverandering in detentie weinig waarde toegekend omdat eiser door de detentie per definitie in zijn gedragingen wordt beperkt.
4.3
De rechtbank is van oordeel, gelet op de ernst van het misdrijf zoals weergegeven onder 2.2 dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser een gevaar is voor de openbare orde. Het betoog van eiser dat het enkele feit dat hij is veroordeeld voor het misdrijf waarvoor hij nu in detentie blijft niet voldoende is voor het aannemen van een actuele bedreiging, treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder voor wat betreft het tijdsverloop terecht heeft gewezen op de omstandigheid dat eiser de strafbare feiten heeft gepleegd op 6 augustus 2022 en daarmee actueel zijn. Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een positieve gedragsverandering. De enkele stelling van eiser dat hij een positieve gedragsverandering heeft laten zien maakt het oordeel van de rechtbank anders, omdat eiser zijn stelling niet heeft onderbouwd. Ook het betoog van eiser dat de aard van de strafbare feiten niet automatisch met zich brengt dat hij een bedreiging vormt voor de samenleving slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat harddrugs niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigen maar ook gepaard gaat met criminaliteit. De enkele en niet onderbouwde stelling van eiser maakt niet dat verweerder zich ten onrechte op voornoemd standpunt heeft gesteld.
Evenredigheid
5.1
Eiser voert verder aan dat, omdat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde, hem ten onrechte een vertrektermijn is onthouden. Eiser diende in de gelegenheid te worden gesteld om zijn eigen vertrek te realiseren.
5.2
De rechtbank stelt vast dat eiser inmiddels naar Albanië is vertrokken. Hij heeft om die reden geen belang meer bij een beoordeling van deze beroepsgrond.
Inreisverbod en 8 EVRM
6.1
Eiser voert verder aan dat hem geen inreisverbod kon worden opgelegd. Hij meent dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De ouders van eiser wonen in Nederland. Ten onrechte heeft verweerder geconcludeerd dat niet valt in te zien waarom eiser en zijn ouders elkaar niet buiten de EU, bijvoorbeeld in Albanië, kunnen zien. De vader van eiser is namelijk zorgbehoevend. Eiser betwist dat er niet gesteld is dat het familieleven tussen hem en zijn ouders niet buiten de EU kan worden uitgeoefend.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het bestreden besluit uitgebreid en voldoende gemotiveerd is waarom de persoonlijke omstandigheden en de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvallen. Eiser heeft niet aangetoond en/of onderbouwd dat zijn ouders, dan wel zijn vader, in Nederland verblijven. Verweerder wijst op de verklaringen van eiser dat hij zijn vader 20 jaar niet heeft gezien en pas sinds 8 jaar zijn vader bezoekt, waarbij is aangegeven dat zijn vader, eiser en zijn moeder ophaalt uit Albanië. De stelling dat het gezinsleven niet in Albanië plaats kan hebben volgt verweerder dan ook niet.
6.3
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn ouders, dan wel zijn vader, in Nederland verblijven. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat zijn vader hulpbehoevend is. Omdat eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd, slaagt het betoog van eiser dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden niet.
7.1
Het beroep is ongegrond.
7.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 23 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.