ECLI:NL:RBDHA:2023:3989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.6872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot pushbacks door Kroatië

Op 27 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder optreedt tegen een verzoeker van Russische nationaliteit. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker heeft op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er een spoedeisend belang is bij de verzochte voorziening, omdat verzoeker de behandeling van zijn beroep niet in Nederland mag afwachten. De rechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen geschil bestaat over het feit dat Kroatië zich schuldig heeft gemaakt aan pushbacks, maar dat er wel verdeeldheid bestaat over de vraag of er concrete aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de Kroatische autoriteiten nog steeds pushbacks uitvoeren, vooral in het licht van de berichtgeving in de media en de beslisnota van de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat ook relevant is voor deze zaak. De rechter heeft geconcludeerd dat het beroep van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en heeft daarom de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6872

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], geboren op [geboortedag] 1980 en van Russische nationaliteit, verzoeker,
[V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. L.S.T.H. Ruijters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit op 7 maart 2023 beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.6871.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb uitspraak zonder zitting.
2. Uit het bestreden besluit volgt dat verzoeker de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
3. In geschil is de vraag of verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft hoeven nemen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat Kroatië zich schuldig heeft gemaakt aan pushbacks. Partijen zijn wel verdeeld over de vraag of concrete aanknopingspunten bestaan – gelet op het onderzoek waarop de berichtgeving in dagblad Trouw van 8 december 2022 is gebaseerd en dat ook wordt aangehaald in verweerders Beslisnota bij Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië van 21 december 2022 – om aan te nemen dat de Kroatische autoriteiten nog steeds pushbacks uitvoeren en of er ook pushbacks plaatsvinden bij Dublinclaimanten. In dit verband rijst de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij verwijzingsuitspraak van 15 juni 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:5724) aan het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen gesteld over de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is. Hoewel deze verwijzingsuitspraak Polen betreft, zal de beantwoording hiervan daarom tevens van belang zijn voor de zaak van verzoeker.
5. Gelet op het voorgaande kan op voorhand niet worden geoordeeld dat het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De gevraagde voorziening wordt dan ook toegewezen. Daarbij wordt overwogen dat de voorzieningenrechter de toewijzing van het verzoek niet zeer ingrijpend acht. Dit komt in feite slechts neer op het bevriezen van de status quo bij wijze van ordemaatregel, zonder dat daarbij op enigerlei wijze vooruitgelopen wordt op de uitkomst van de bodemprocedure. Het niet treffen van de gevraagde voorziening daarentegen kan leiden tot een situatie waarin verzoeker kan worden overgedragen, terwijl de rechtbank zich nog niet heeft uitgelaten over de in geschil zijnde vragen. Niet uitgesloten is dat de overdracht onomkeerbare gevolgen voor verzoeker kan hebben. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan verzoekers belang, om de beslissing op zijn beroep hier te lande te mogen afwachten, doorslaggevend gewicht toe. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Door toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening wordt de overdrachtstermijn gestuit.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00, (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Groothedde, griffier.
De uitspraak is in het openbaar geschied op: 27 maart 2023
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.