Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Eritrese asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J.M.M. van Gils, waarin hem op 7 februari 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de ophouding onrechtmatig was, omdat deze op een onjuiste wettelijke grondslag was gebaseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding inderdaad op een onjuiste grondslag was gebaseerd, maar oordeelde dat dit gebrek van geringe aard was en dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitviel. De rechtbank concludeerde dat de bewaring niet onrechtmatig was, ondanks het gebrek in de grondslag. Eiser voerde ook aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde bij de overdracht naar Duitsland, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde verweerder echter wel in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00, vanwege het gebrek in de ophouding.