ECLI:NL:RBDHA:2023:3961
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder Dublinverordening in het geval van een Gambiaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had een Zwitsers visum en stelde dat hij niet de intentie had om in Zwitserland asiel aan te vragen, maar dat hij daar slachtoffer was geworden van mensenhandel en seksueel misbruik. Hij vreesde voor represailles van de mensenhandelaren en had ernstige psychische klachten door zijn ervaringen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 maart 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had vastgesteld dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico zou lopen op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank wees erop dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Zwitserland niet voldoende waren om aan te nemen dat de Zwitserse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.