ECLI:NL:RBDHA:2023:3959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
25 maart 2023
Zaaknummer
22/287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gevaar voor de openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek werd afgewezen op basis van ernstige vermoedens dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, zoals vastgelegd in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser was eerder veroordeeld tot 50 uren werkstraf wegens mishandeling van zijn kind, wat door de rechtbank als een significant feit werd beschouwd.

Eiser voerde aan dat hij in bijzondere omstandigheden verkeert, onder andere door zijn goede band met zijn kinderen en de begeleiding door de Kessler Stichting, die volgens hem bevestigde dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormt. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om af te wijken van het beleid, aangezien de veroordeling van eiser onherroepelijk was en de rehabilitatietermijn bedoeld is om positieve ontwikkelingen te doorlopen.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het beleid te negeren en dat de staatssecretaris terecht het verzoek had afgewezen. Ook werd vastgesteld dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de bezwaren van eiser niet tot een ander besluit konden leiden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie afgewezen.
Bij besluit van 7 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft het naturalisatieverzoek van eiser afgewezen omdat er ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde in de zin van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN. [1] Het is verweerder gebleken dat eiser bij vonnis van 10 april 2018 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland is veroordeeld tot 50 uren werkstraf wegens de mishandeling van zijn kind. Verweerder ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen bijzondere omstandigheden om af te wijken van het beleid en het verzoek van eiser in te willigen.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser voert aan dat hij wel degelijk in zeer bijzondere omstandigheden verkeert. Hij is het oneens met de uitkomst van zijn strafzaak. Hij wordt begeleid door de Kessler Stichting en volgens deze stichting levert eiser geen gevaar op voor de openbare orde. Eiser stelt verder dat hij een goede band heeft met zijn kinderen en dat hij jarenlang heeft gespaard om deze aanvraag in te kunnen dienen. Ten slotte stelt eiser dat de hoorplicht is geschonden.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiser ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde, omdat eiser door de meervoudige strafkamer is veroordeeld tot 50 uren werkstraf wegens de mishandeling van zijn kind. Deze veroordeling valt binnen de in paragraaf 1, vierde lid, onder b, van de Handleiding [2] genoemde periode van vijf jaar direct voorafgaand aan het verzoek of de beslissing daarop. Dat eiser het oneens is met de uitkomst van zijn strafzaak kan niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt, aangezien hij onherroepelijk is veroordeeld door de strafrechter.
5. De rechtbank is met verweerder eens dat toe te juichen is dat het begeleidingstraject volgens het rapport van de Kessler stichting zeer voorspoedig verloopt, maar dat dit geen bijzondere omstandigheid is die ertoe moet leiden dat eiser in weerwil van het beleid kan naturaliseren. Dit geldt ook voor de goede band die eiser volgens het rapport met zijn kinderen heeft. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat de rehabilitatietermijn nu juist is bedoeld om deze positieve ontwikkeling door te maken. In het rapport van de Kessler stichting heeft verweerder dan ook geen reden hoeven zien om tot een ander oordeel te komen.
6. Dat eiser jarenlang voor deze aanvraag heeft gespaard staat los van de beoordeling van de vraag of hij een gevaar voor de openbare orde vormt, zodat ook dit niet als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.
7. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van zijn beleid.
Hoorplicht
8. De rechtbank overweegt dat met toepassing van artikel 7:3 van de Awb [3] van het horen kan worden afgezien als er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Deze situatie doet zich hier voor. Verweerder heeft het bezwaar daarom kennelijk ongegrond mogen verklaren. Schending van de hoorplicht is dan ook niet aan de orde.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.Handleiding Rijkswet op de Nederlanderschap 2003
3.Algemene wet bestuursrecht.