ECLI:NL:RBDHA:2023:3948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/09/622896 / FA RK 21-8755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verzoek om partneralimentatie naar Duits recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met de Nederlandse nationaliteit, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De man had verzocht om echtscheiding en om de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen zoals vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de echtscheiding, maar heeft zelfstandig verzocht om partneralimentatie van € 1.124,- per maand, te betalen door de man. De man heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en heeft gevraagd om de alimentatie te limiteren of op nihil te stellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op het moment van indiening van het verzoekschrift niet een ouderschapsplan had ingediend, wat vereist was omdat één van de kinderen nog minderjarig was. Echter, omdat de jongste zoon kort na de indiening meerderjarig werd, oordeelde de rechtbank dat het overleggen van een ouderschapsplan niet langer nodig was. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien de vrouw de duurzame ontwrichting van het huwelijk heeft erkend.

Wat betreft het verzoek om partneralimentatie, heeft de rechtbank Duits recht toegepast. De vrouw heeft aangevoerd dat zij lijdt aan Multiple Sclerose en al lange tijd arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw geen huwelijksgerelateerd nadeel heeft aangetoond, aangezien haar ziekte al voor het huwelijk bestond. Hierdoor heeft de rechtbank het verzoek om partneralimentatie afgewezen. De proceskosten zijn voor beide partijen elk voor eigen rekening.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-8755
Zaaknummer: C/09/622896
Datum beschikking: 2 maart 2023

Scheiding

Beschikking op het op 15 december 2021 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
advocaat: mr. S. Groothuismink te Enschede.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerster] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats], Duitsland,
advocaat: eerst mr. E.H.J. van der Heijden te Heerlen,
nu mr. L.E.I.K. Jaminon te Heerlen .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het exploot van betekening;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • twee F9-formulieren van 7 september 2022 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 30 augustus 2022 van de zijde van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 18 januari 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 20 januari 2023 met bijlagen van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 25 januari 2023 met bijlage van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 26 januari 2023 met bijlagen van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 30 januari 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 2 februari 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man vergezeld van zijn advocaat en van mr. D.A. Klüsener, advocaat te Enschede;
  • de vrouw met haar advocaat.
Na de zitting heeft de rechtbank nog ontvangen:
  • het F9-formulier van 9 februari 2023 met bijlagen van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 9 februari 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2001 te [huwelijksplaats] .
  • Zij zijn de ouders van twee inmiddels meerderjarige kinderen.
  • Partijen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
  • Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met een nevenvoorziening tot het gelasten van de verdeling zoals opgenomen in het echtscheidingsconvenant, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert geen verweer tegen toewijzing van de door de man verzochte echtscheiding en het verzoek tot opname van het convenant.
De vrouw heeft na wijziging van haar verzoek zelfstandig nog verzocht om vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 1.124,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, zulks voor de duur van het leven van de vrouw, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de verzochte partnerbijdrage en verzoekt deze te limiteren tot vijf jaar danwel deze bijdrage op nihil te stellen.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Op het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding was één van de kinderen van partijen nog minderjarig. Dat maakt dat de man op grond van artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij zijn verzoek ook een ouderschapsplan had moeten indienen.
De man heeft aangevoerd dat het niet mogelijk was om met de vrouw in overleg te treden over de afwikkeling van de echtscheiding, en dat het daarom niet gelukt is om samen een ouderschapsplan op te stellen. De vrouw heeft betwist dat onderling overleg niet mogelijk was.
De jongste zoon van partijen is vier maanden na de indiening van het verzoek tot echtscheiding meerderjarig geworden. Dat betekent dat de rechtbank ten tijde van de meerderjarigheid van beide kinderen een beslissing neemt op het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank acht het overleggen van een ouderschapsplan niet langer nodig en zal de man ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft deze duurzame ontwrichting erkend. Het verzoek tot echtscheiding zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Opname echtscheidingsconvenant
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek de getroffen regelingen op te nemen in de beschikking. De rechtbank zal hierop Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Het verzoek de getroffen regelingen op te nemen in de beschikking, kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Duits recht toepassen.
Grondslag van een onderhoudsverplichting
Als uitgangpunt van § 1569 van het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) geldt dat beide ex-echtgenoten na de scheiding verplicht zijn elk in het eigen levensonderhoud te voorzien. Op limitatief opgesomde gronden kan een ex-echtgenoot aanspraak maken op een partneralimentatie. Deze gronden staan opgesomd in § 1570 - 1576 BGB.
Niet in geschil tussen partijen is dat de vrouw een beroep heeft gedaan op de grondslag zoals genoemd in § 1572 BGB. Volgens deze bepaling kan een ex-echtgenoot onder voorwaarden aanspraak maken op een onderhoudsverplichting van de ander, als er sprake is van een uit het huwelijk voortvloeiende ziekte of gebrek:
Ein geschiedener Ehegatte kann von dem anderen Unterhalt verlangen, solange und soweit von ihm vom Zeitpunkt
1.der Scheidung,
2.der Beendigung der Pflege oder Erziehung eines gemeinschaftlichen Kindes,
3.der Beendigung der Ausbildung, Fortbildung oder Umschulung oder
4.des Wegfalls der Voraussetzungen für einen Unterhaltsanspruch nach § 1573
an wegen Krankheit oder anderer Gebrechen oder Schwäche seiner körperlichen oder geistigen Kräfte eine Erwerbstätigkeit nicht erwartet werden kann.
Beoordeling van de grondslag
De vrouw heeft aangevoerd dat zij de ziekte Multiple Sclerose (MS) heeft en al tweeëntwintig jaar arbeidsongeschikt is. Zij ontvangt van het UWV een WAO-uitkering en daarnaast een arbeidsongeschiktheidspensioen.
De man heeft op de zitting niet betwist dat de vrouw MS heeft. Wel heeft hij aangevoerd dat de ziekte van de vrouw er al was voor de huwelijkssluiting van partijen en dat er daarom door het huwelijk geen nadeel is ontstaan aan de zijde van de vrouw om eigen inkomen te verdienen. Verder heeft hij aangevoerd dat de vrouw verdiencapaciteit heeft en dat de door de vrouw overgelegde medische stukken allemaal erg gedateerd zijn.
Op grond van de bij de rechtbank bekende informatie over het Duitse alimentatierecht overweegt de rechtbank als volgt.
Niet in geschil tussen partijen is dat de vrouw MS heeft. Evenmin is in geschil dat zij deze ziekte al voor haar huwelijk met de man had. Gedurende en ook al voor het huwelijk van partijen is deze ziekte er de oorzaak van geweest dat de vrouw niet heeft gewerkt maar dat zij een WAO-uitkering en een pensioenuitkering ontving.
Een recht op een alimentatie op grond van § 1572 BGB bestaat alleen als er sprake is van een huwelijksgerelateerd nadeel ( Ehebedingte Nachteil ). Ook een ziekte die al vóór het huwelijk bestond, kan volgens § 1572 BGB een alimentatievordering rechtvaardigen, zolang de ziekte op het moment van de scheiding nog aanwezig is. De rechtbank begrijpt deze bepaling echter aldus, dat de vermindering in verdiensten ontstaan moet zijn door een combinatie van ziekte én huwelijk, zoals een verminderde aanspraak op een pensioen of uitkering. (Bundesgerichtshof 7 maart 2012, XII ZR 179/09, NJW 12, 1807, retrieval no. 121097). De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat er huwelijksgerelateerd nadeel is ontstaan.
Nu de vrouw geen huwelijks nadeel heeft geleden, maakt dat zij nu geen aanspraak kan maken op een partneralimentatie van de man. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het beroep van de vrouw op § 1572 BGB moet worden afgewezen.
Omdat de vrouw geen andere grond voor een aanspraak op een partneralimentatie heeft aangevoerd (zo is een beroep op post-huwelijkse solidariteit / een billijkheidsafweging niet gedaan), ligt haar verzoek om een partnerbijdrage voor afwijzing gereed.
Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de bespreking van de draagkracht van de man. Evenmin komt de rechtbank toe aan het verzoek van de man om deze alimentatie in duur te beperken. Dit verzoek zal bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank bepalen dat beide partijen elk de eigen proceskosten dragen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2001 te [huwelijksplaats] ;
*
neemt op de door partijen getroffen onderlinge regelingen, zoals neergelegd in het (in kopie) aan deze beschikking gehechte convenant en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat beide partijen elk de eigen proceskosten dragen;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, rechter, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 maart 2023.