In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met de Nederlandse nationaliteit, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De man had verzocht om echtscheiding en om de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen zoals vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de echtscheiding, maar heeft zelfstandig verzocht om partneralimentatie van € 1.124,- per maand, te betalen door de man. De man heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en heeft gevraagd om de alimentatie te limiteren of op nihil te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op het moment van indiening van het verzoekschrift niet een ouderschapsplan had ingediend, wat vereist was omdat één van de kinderen nog minderjarig was. Echter, omdat de jongste zoon kort na de indiening meerderjarig werd, oordeelde de rechtbank dat het overleggen van een ouderschapsplan niet langer nodig was. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien de vrouw de duurzame ontwrichting van het huwelijk heeft erkend.
Wat betreft het verzoek om partneralimentatie, heeft de rechtbank Duits recht toegepast. De vrouw heeft aangevoerd dat zij lijdt aan Multiple Sclerose en al lange tijd arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw geen huwelijksgerelateerd nadeel heeft aangetoond, aangezien haar ziekte al voor het huwelijk bestond. Hierdoor heeft de rechtbank het verzoek om partneralimentatie afgewezen. De proceskosten zijn voor beide partijen elk voor eigen rekening.