ECLI:NL:RBDHA:2023:3934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was genomen op 25 januari 2022.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 maart 2023, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Simicevic. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL23.2467, behandeld, waarin de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.