ECLI:NL:RBDHA:2023:3927
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker, conform de Dublin-regelgeving.
De zitting vond plaats op 8 maart 2023, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, G.M.A. Al-Harbia. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank had eerder op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL23.4738) die samenhangt met deze procedure, wat ook heeft bijgedragen aan de afwijzing van het verzoek.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.