ECLI:NL:RBDHA:2023:3919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/09/631361 / HA RK 22-237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster geboren uit een polygame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster die haar Nederlandse nationaliteit wilde vaststellen. Verzoekster is geboren op de Dominicaanse Republiek uit een huwelijk tussen een Nederlandse vader en een Dominicaanse moeder. De vader was echter al gehuwd met een andere vrouw ten tijde van de geboorte van verzoekster, wat leidde tot een polygame situatie die in Nederland niet erkend wordt. De rechtbank heeft vastgesteld dat, omdat het huwelijk van de ouders van verzoekster niet in Nederland erkend kan worden, er geen familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en haar vader is ontstaan. Hierdoor kan verzoekster het Nederlanderschap niet aan haar vader ontlenen. De rechtbank concludeert dat verzoekster nooit het Nederlanderschap heeft bezeten, ondanks dat zij jarenlang als Nederlandse is aangemerkt in de Dominicaanse Republiek. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, waarbij ook het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, aangezien de verkrijging van het Nederlanderschap limitatief is geregeld in de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de Staat der Nederlanden in de proceskosten te veroordelen, omdat deze niet als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 22-237
Zaaknummer: C/09/631361
Datum beschikking: 23 februari 2023

Beschikking op het op 24 juni 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
verblijvende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A. van Harmelen te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen de IND,
zetelende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door: mr. [medewerker IND] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 20 oktober 2022 van de IND;
- de brief van 23 november 2022 van de zijde van verzoekster;
- de conclusie van de officier van justitie van 25 november 2022.
Op 12 januari 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • verzoekster en haar advocaat;
  • mr. [medewerker IND] .
De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.

Verzoek, verweer en conclusie van de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling:
  • dat verzoekster Nederlandse is,
  • dan wel dat zij het Nederlanderschap van rechtswege heeft verkregen,
  • dan wel dat zij het Nederlanderschap met terugwerkende kracht herkrijgt;
een en ander bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

  • Verzoekster is geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek, uit het huwelijk van [vader] (hierna: de vader) en [moeder] (hierna: de moeder).
  • De vader is geboren op [geboortedatum 2] 1956 te [geboorteplaats] en heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • De moeder heeft de Dominicaanse nationaliteit.
  • De ouders van verzoekster zijn op [huwelijksdatum 1] 1999 te [plaats] , Dominicaanse Republiek, met elkaar in het huwelijk getreden. Dit huwelijk is op [datum] 2018 door echtscheiding ontbonden.
  • De vader is op [huwelijksdatum 2] 1994 te Oekraïne in het huwelijk getreden met [ex-echtgenote] , geboren op [geboortedatum 3] 1975 te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie).
  • Verzoekster heeft tot haar zeventiende levensjaar op de Dominicaanse Republiek gewoond. In juni 2017 is zij in Nederland komen wonen. Zij is hier een opleiding gaan volgen.
  • Bij brief van 24 november 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeenteplaats] (hierna: het college) verzoekster bericht dat het heeft besloten de Nederlandse nationaliteit van verzoekster in de Basisregistratie Personen (BRP) onjuist te verklaren, omdat verzoekster niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij brief van 18 januari 2022 heeft het college verzoekster bericht dat het heeft besloten om ambtshalve de Dominicaanse nationaliteit te registreren in de BRP, omdat is gebleken dat verzoekster niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel de Dominicaanse nationaliteit.
  • Verzoekster heeft op [datum] 2017 een Nederlands paspoort gekregen dat geldig was tot [datum] 2022. Op [datum] 2022 is aan verzoekster opnieuw een Nederlands paspoort afgegeven en op [datum] 2022 is aan haar een Nederlandse identiteitskaart afgegeven. Verzoekster heeft deze documenten inmiddels ingeleverd.

Beoordeling

In geschil is of verzoekster in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Verzoekster
Verzoekster stelt dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit en voert daartoe, verkort weergegeven, het volgende aan. Verzoekster is geboren uit het huwelijk van een Dominicaanse moeder en een Nederlandse vader. Verzoekster is op de Dominicaanse Republiek als Nederlandse opgegroeid en heeft vanwege haar Nederlandse nationaliteit niet op publieke scholen gezeten, maar op privéscholen. Op zeventienjarige leeftijd is zij naar Nederland gekomen en is zij bij haar vader gaan wonen. Zij heeft een Nederlands paspoort gekregen en kon zonder problemen in Nederland verblijven. Zij is begonnen aan een MBO-opleiding. Tot haar grote ontsteltenis heeft zij eind 2021 het bericht ontvangen van de gemeente [gemeenteplaats] dat zij niet de Nederlandse nationaliteit zou hebben. Dit heeft haar hele leven op zijn kop gezet. Zij doet een beroep op artikel 10 en 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en op het vertrouwensbeginsel en meent dat het Nederlanderschap haar toekomt.
De IND
De IND heeft aangevoerd dat verzoekster is geboren tijdens een polygaam huwelijk. De vader van verzoekster was, toen hij trouwde met haar moeder en toen verzoekster een jaar later geboren werd, al gehuwd met een andere vrouw. Hoewel verzoekster is geboren uit het huwelijk van haar ouders kan dit huwelijk, en daarmee ook de familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en haar vader, in Nederland niet erkend worden, omdat het polygame huwelijk in Nederland niet erkend wordt. Dat betekent dat de vader naar Nederlands recht niet als de juridische vader van verzoekster aangemerkt kan worden, zodat verzoekster het Nederlanderschap niet aan hem kan ontlenen of heeft ontleend.
De rechtbank
Uitgangspunt is dat het Nederlanderschap op basis van de limitatieve gronden van de RWN kan worden verkregen. Op basis van artikel 3 lid 1 RWN is Nederlander het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is.
Niet in geschil is dat verzoekster is geboren uit het huwelijk van haar ouders. Evenmin is in geschil dat de vader van verzoekster Nederlander was op het moment van haar geboorte. Gebleken is echter dat de vader van verzoekster op het moment van geboorte van verzoekster met meer dan één vrouw was getrouwd. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of verzoekster is geboren tijdens een huwelijk dat in Nederland kan worden erkend.
Hierover bepaalt artikel 10:32 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) het volgende:

Ongeacht artikel 31 van dit Boek wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk:
a.
reeds gehuwd was of een geregistreerd partnerschap had gesloten met een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezat of zelf de Nederlandse nationaliteit bezat of in Nederland zijn gewone verblijfplaats had, tenzij het eerder gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of nietig verklaard. (…)
Vast staat dat de vader van verzoekster op het moment dat hij trouwde met de moeder van verzoekster al gehuwd was met [ex-echtgenote] . Daarnaast was op dat moment sprake van een relevant raakpunt met de Nederlandse rechtsorde, in die zin dat de vader van verzoekster de Nederlandse nationaliteit bezat. Dat betekent dat het huwelijk van de ouders van verzoekster vanwege het polygame karakter daarvan in Nederland niet voor erkenning in aanmerking komt.
Het polygame karakter van het huwelijk staat daarmee in de weg aan erkenning in Nederland van een – eventueel – naar Dominicaans recht ontstane familierechtelijke betrekking tussen de vader en verzoekster. Nu niet in geschil is dat er op geen enkele andere wijze een familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en haar vader tot stand is gekomen tijdens de minderjarigheid van verzoekster, moet worden geconcludeerd dat de vader ten tijde van de geboorte van verzoekster, of op enig ander tijdstip daarna, niet kan worden aangemerkt als haar juridisch vader in de zin van artikel 3 RWN. Dat maakt dat zij het Nederlanderschap niet aan hem kan ontlenen. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verzoekster, anders dan zij jarenlang heeft gedacht, nooit het Nederlanderschap heeft bezeten.
Dat verzoekster op de Dominicaanse Republiek jarenlang als Nederlandse is aangemerkt, maakt dit niet anders. Dit is niet aan de Nederlandse Staat te wijten. In het kader van deze procedure is ook onduidelijk gebleven of de vader van verzoekster rond het aangaan van het huwelijk met de moeder van verzoekster heeft aangegeven dat hij al gehuwd was. Dit had op zijn weg gelegen. Als de vader van verzoekster openheid van zaken had gegeven over zijn eerdere huwelijk, is het ook maar zeer de vraag of hij naar Dominicaans recht met de moeder van verzoekster had kunnen trouwen, aangezien blijkens de door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde openbare bronnen (ook) het Dominicaanse recht het polygame huwelijk niet kent.
Omdat verzoekster nooit het Nederlanderschap heeft bezeten, heeft zij dit ook niet verloren en kan zij het Nederlanderschap niet herkrijgen. Zij is evenmin burger geweest van de EU, zodat er geen sprake is van verlies van het EU-burgerschap. Een beroep op de evenredigheidstoets is daarom niet aan de orde.
Vertrouwensbeginsel
Op de zitting heeft verzoekster verklaard dat haar broers en zussen allemaal wel het Nederlanderschap bezitten. Het afnemen van haar Nederlandse nationaliteit heeft voor verzoekster grote gevolgen gehad. Zij heeft in Nederland een stabiele relatie en volgt een MBO-opleiding. Haar studiefinanciering is stopgezet en haar OV-studentenkaart is ingenomen. Verzoekster heeft inmiddels een (tijdelijke) verblijfsvergunning en moet nu naast haar opleiding werken om haar opleiding te kunnen bekostigen. Verzoekster begrijpt niet waarom zij van de gemeente begin 2022 weer een brief heeft gekregen dat haar paspoort was verlopen en dat zij een nieuw paspoort aan moest vragen, terwijl zij van diezelfde gemeente enkele maanden eerder had gehoord dat haar Nederlandse nationaliteit doorgehaald was. Verzoekster heeft ook daadwerkelijk nog een paspoort en identiteitskaart gekregen in reactie op haar aanvraag.
Voor zover verzoekster een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft willen doen om tot vaststelling van het Nederlanderschap te komen, is de rechtbank met de IND van oordeel dat dit beroep niet kan slagen. De wijzen waarop de Nederlandse nationaliteit kan worden verkregen, zijn limitatief opgesomd in de RWN en daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel.
Artikel 10 RWN
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift een beroep gedaan op artikel 10 RWN. Volgens dit artikel kan de Kroon onder de in artikel 10 genoemde voorwaarden het Nederlanderschap aan mensen verlenen. Zoals op de zitting is besproken, is de verlening van het Nederlanderschap op deze grondslag niet aan de rechtbank, maar aan de Kroon voorbehouden. Verzoekster zal zich, indien ze dat wenst, met dit verzoek daarom tot de Kroon moeten wenden.
Proceskosten
Omdat de Staat niet als (overwegend) in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling van de IND in de proceskosten van verzoekster. Dit verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.Th.W. van Ravenstein, L. Koper en C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2023.