ECLI:NL:RBDHA:2023:3886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
NL22.23565 en NL22.23566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden met claims van mensenhandel en represailles

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit een echtpaar en hun twee minderjarige dochters. De aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de aanvragen als ongegrond werden beschouwd. De eisers, die slachtoffer zijn van mensenhandel, voerden aan dat zij bij terugkeer naar Nigeria het risico lopen op represailles van hun mensenhandelaren en dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom het risico op vervolging niet reëel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris enkele elementen van het asielrelaas geloofwaardig heeft geacht, maar ook dat er motiveringsgebreken waren in de afwijzing van de aanvragen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom bepaalde claims van de eisers ongeloofwaardig waren, met name met betrekking tot de betrokkenheid van een mensenhandelaar en de risico's die de eisers zouden lopen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvragen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.23565 en NL22.23566

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer 1], eiser

[eiseres],V-nummer: [v-nummer 2], eiseres
[minderjarige 1](minderjarige dochter), V-nummer: [v-nummer 3]
[minderjarige 2](minderjarige dochter), V-nummer: [v-nummer 4]
(samen te noemen: eisers)
(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 11 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit afzonderlijke beroepen ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1993. Eiser (echtgenoot van eiseres) is geboren op [geboortedag 2] 1989. Hun minderjarige dochters zijn geboren op [geboortedag 3] 2017 en [geboortedag 4] 2019. Zij hebben allemaal de Nigeriaanse nationaliteit.
1.1.
Eiseres heeft op 24 februari 2019 voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. De
aanvraag is bij besluit van 21 juni 2019 niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was. Omdat eiseres niet tijdig aan Italië is overgedragen is Nederland verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft op 24 juni 2021 een tweede asielvraag ingediend. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij slachtoffer is van mensenhandel. Omdat zij is ontsnapt aan haar mensensmokkelaar en nog een schuld open heeft staan, vreest zij voor represailles bij terugkeer. Eiseres vreest ook dat zij en haar dochters zullen worden besneden bij terugkeer naar Nigeria.
1.2.
Eiser heeft op 24 februari 2019 voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. De
aanvraag is bij besluit van 21 juni 2019 niet in behandeling genomen. Omdat eiser niet tijdig aan Italië is overgedragen, is Nederland verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft op 24 juni 2021 een tweede asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij slachtoffer is van mensenhandel. Omdat hij is ontsnapt aan de mensensmokkelaar en nog een schuld open heeft staan vreest hij ook voor represailles bij terugkeer.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. vechtpartij met dodelijke afloop (eiser);
3. eisers zijn slachtoffer van mensenhandel;
4. genitale verminking (eiseres).
2.1.
Verweerder vindt elementen 1, 3 en 4 geloofwaardig. Verweerder vindt element 2 niet geloofwaardig. Volgens verweerder kunnen eisers niet worden aangemerkt als vluchtelingen en hebben zij ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen op ernstige schade. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij problemen zullen ondervinden met de mensenhandelaren. Verder heeft eiser de vechtpartij met dodelijke afloop ook niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij en haar dochters bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van vrouwenbesnijdenis.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Eisers voeren - kort samengevat – aan dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria het risico lopen op represailles van hun mensensmokkelaren en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het risico op vervolging en ernstige schade niet reëel is. Het is namelijk geloofwaardig geacht dat eisers slachtoffer zijn van mensenhandel en schulden open hebben staan. De in de zienswijze uiteengezette objectieve informatie uit gezaghebbende bronnen, waaruit blijkt dat slachtoffers met openstaande schulden risico lopen bij terugkeer, is onvoldoende betrokken bij de besluitvorming. Verweerder heeft ten onrechte – mede gelet op de samenwerkingsverplichting –geen aanvullende (algemene) informatie ingewonnen omtrent de voor eisers bestaande risico’s.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser met de hulp van de mensenhandelaar [A] van Niger naar Europa is gereisd, dat eiser in Libië en Italië problemen heeft ondervonden van de zijde van [A] in die zin dat hij zich onder bedreiging met handel in harddrugs moest bezighouden en dat hij als gevolg van de reis nog een schuld open heeft staan bij [A]. In het bestreden besluit heeft verweerder het niet geloofwaardig geacht dat [A] lid is van de sekte of de bende Eiye (hierna: de sekte).
4.1.
De rechtbank is, in het licht van de hiervoor genoemde geloofwaardig geachte feiten en omstandigheden, van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het relaas van eiser dat [A] lid is van de sekte, ongeloofwaardig is. Hierbij is van belang verweerder bijna alle onderdelen van de verklaringen van eiser die zien op element 3 geloofwaardig heeft geacht, waarmee een verzwaarde motiveringsplicht ontstaat om een enkel onderdeel van dat element desondanks ongeloofwaardig te achten. Daar komt bij dat eiser weliswaar in het nader gehoor alleen op dit punt met name heeft verklaard dat [A] lid was van de sekte en hij hem daarover in Libië heeft horen praten, hetgeen als summier kan worden aangemerkt, maar daar staat tegenover dat hierover niet is doorgevraagd in het gehoor. Dit terwijl het voor de hand had gelegen om bijvoorbeeld te vragen of eiser zijn verklaring dat [A] lid was van de sekte nog op andere omstandigheden of gebeurtenissen baseerde. Dit alles klemt temeer nu niet in geschil is dat het antwoord op de vraag of [A] al dan niet lid is van de sekte van aanmerkelijk belang is voor de vaststelling van de mate waarin eiser en zijn gezin te vrezen hebben voor represailles als zij terug zouden keren naar het land van herkomst. Dit blijkt ook uit de landeninformatie waar eisers naar hebben verwezen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd door verweerder. Het bestreden besluit bevat daarom een motiveringsgebrek en komt voor vernietiging in aanmerking.
5. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiseres slachtoffer is geworden van de mensenhandelaar Faith, tot prostitutie is gedwongen en dat zij nog een schuld bij haar open heeft staan. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen de openstaande schuld en de mishandeling en bedreiging van de oom in 2017 en de dood van haar broertje.
5.1.
De rechtbank overweegt dat ook dit standpunt van verweerder, met name voor zover het de mishandeling en bedreiging van de oom van eiseres betreft, niet zonder meer kan worden gevolgd. Hierbij is van belang dat verweerder wel aannemelijk heeft geacht dat degenen die de oom van eiseres hebben mishandeld, daarbij hebben gezegd dat hij aan eiseres moest zeggen dat zij geld moest gaan betalen. Door vervolgens het standpunt in te nemen dat hiermee niet vaststaat dat gedoeld werd op de openstaande schuld aan Faith, heeft verweerder er geen rekening mee gehouden dat de aannemelijk geachte mishandeling en bedreiging in beginsel passen bij de werkwijze van mensensmokkelaars die in georganiseerd verband vanuit Nigeria opereren en dat het feit dat eiseres op het moment van de mishandeling van haar oom Nigeria al enige tijd had verlaten, het minder aannemelijk maakt dat het om een andere geldschuld zou gaan. In het licht van het feit dat het relaas van eiseres op dit punt voor het overige grotendeels geloofwaardig is geacht, ontbeert het bestreden besluit ook op dit punt een voldoende draagkrachtige motivering. Dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank wel op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de dood van het broertje van eiseres niet zonder meer in verband te brengen is met de geldschuld bij Faith, reeds omdat eiseres op verschillende momenten wisselend verklaard heeft over de omstandigheden waaronder haar broertje is overleden, zonder dat zij daarvoor een aannemelijke verklaring heeft gegeven, maakt het voorgaande niet anders.
Conclusie
6. Gezien het vorenstaande zijn de beroepen van eisers gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak.
7. De overige beroepsgronden van eisers behoeven gezien het hiervoor overwogene geen bespreking.
8. Nu de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, ziet zij aanleiding verweerder te
veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-en een wegingsfactor 1). De rechtbank merkt de beroepen aan als samenhangende zaken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op (een) nieuw(e) besluit(en) te nemen op de aanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.