In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit een echtpaar en hun twee minderjarige dochters. De aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de aanvragen als ongegrond werden beschouwd. De eisers, die slachtoffer zijn van mensenhandel, voerden aan dat zij bij terugkeer naar Nigeria het risico lopen op represailles van hun mensenhandelaren en dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom het risico op vervolging niet reëel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris enkele elementen van het asielrelaas geloofwaardig heeft geacht, maar ook dat er motiveringsgebreken waren in de afwijzing van de aanvragen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom bepaalde claims van de eisers ongeloofwaardig waren, met name met betrekking tot de betrokkenheid van een mensenhandelaar en de risico's die de eisers zouden lopen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvragen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.674,-.