ECLI:NL:RBDHA:2023:3822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiser, die voor het laatst als beveiliger werkte, had zich op 29 mei 2020 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 16 juli 2021, omdat eiser in staat werd geacht meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn beslissing na een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek.

De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had besloten de ZW-uitkering te beëindigen. Eiser voerde aan dat zijn psychische en fysieke klachten ernstiger waren dan door het UWV was vastgesteld en dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts B&B voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om arbeid te verrichten en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees zijn verzoek om schadevergoeding af. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/286

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 30 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als beveiliger via [uitzendbureau] B.V. voor gemiddeld 29,66 uur per week. Op 29 mei 2020 heeft eiser zich ziekgemeld. Aan eiser is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiser stopt op 16 juli 2021, omdat hij op 28 mei 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 16 juli 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 11 november 2021
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 mei 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 23 november 2021
.

Wat vindt eiser

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder stelt hij dat zowel zijn psychische als zijn fysieke klachten naar aard en omvang ernstiger zijn dan de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld en dat deze klachten wel degelijk reden zijn om verdergaande beperkingen aan te nemen.
8. Uit de verklaring van Memphys GGZ blijkt dat eiser sinds anderhalf jaar onder behandeling staat voor depressieve en PTSS-klachten waarvoor eiser cognitieve gedragstherapie volgt en nog een EMDR-behandeling moet volgen zodra hij daartoe in staat is. Omdat er gedurende de behandeling tot op heden eerder sprake is van een afname van zijn mogelijkheden en een toename van zijn klachten is werkhervatting volgens drs. Van der Lippe momenteel een (te) forse psychische en fysieke belasting en moet eiser eerst voldoende erkenning en rust krijgen zodat hij goed aan zichzelf kan werken.
9.
Bovendien blijkt volgens eiser uit de verklaring van zijn huisarts dat de klachten die hij ondervindt aan zijn bewegingsapparaat niet enkel te verklaren zijn aan de hand van de heupklachten zoals de verzekeringsarts B&B aangeeft, maar ook aan de hand van de sikkelcelziekte, psoriasis en de gevolgen van de aanrijding die in 2017 heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van de huisarts volgt volgens eiser ook dat de sikkelcelziekte en de psoriasis wel degelijk tot aanvullende beperkingen zouden moeten leiden aangezien deze aanleiding kunnen geven tot gewrichtsklachten.
10. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische informatie overgelegd.
Eiser vindt verder dat de verzekeringsarts B&B op zorgvuldigheids- en motiveringsgronden alsnog dient in te gaan op de gevolgen die de uit de psychische en fysieke klachten voortvloeiende pijn- en vermoeidheidsklachten dienen te hebben op de duurbelastbaarheid van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft de geclaimde urenbeperking afgewezen, omdat de psychische en fysieke klachten onvoldoende ernstig zouden zijn, maar uit de verklaringen van Memphys GGZ en de huisarts blijkt dat de klachten wel degelijk ernstiger zijn dan aangenomen.
11. Tenslotte heeft eiser de rechtbank verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen die nader onderzoek kan doen naar de aard, ernst en de omvang van eisers klachten en de bijbehorende beperkingen alsmede de daaruit volgende mate van arbeidsongeschiktheid. Volgens eiser is voldoende twijfel opgeroepen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B.

Wat vindt de rechtbank

12. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 16 juli 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kan verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd, en daarom per 16 juli 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
15. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht, en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
16. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts op zorgvuldigheids- en motiveringsgronden moet ingaan op de gevolgen die de uit de psychische en fysieke klachten voortvloeiende pijn- en vermoeidheidsklachten hebben op de duurbelastbaarheid van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 11 november 2021 toegelicht dat er conform de standaard ‘Duurbelasting in arbeid’ geen grond is voor een urenbeperking. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
17. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
18. Eiser stelt dat zowel zijn psychische als zijn fysieke klachten naar aard en omvang ernstiger zijn dan de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld, dat deze klachten wel degelijk reden zijn om verdergaande beperkingen aan te nemen en dat zijn klachten en de daaruit voortvloeiende pijn- en vermoeidheidsklachten gevolgen hebben voor zijn duurbelastbaarheid. Eiser heeft zijn stelling onderbouwd met een brief van drs. Van der Lippe met datum 23 december 2021 en een brief van zijn huisarts met datum 23 december 2021, waaruit volgens eiser blijkt dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Eiser heeft ook medische informatie overgelegd van zijn orthopedisch chirurg van 18 mei 2022 en 13 oktober 2022 en van de radioloog van 7 juli 2022, waaruit volgens eiser blijkt dat hij ook vanwege de fysieke klachten als gevolg van het ongeval in 2017 verdergaand beperkt moet worden verklaard.
19.
De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 11 november 2021 toegelicht dat de geclaimde aanvullende beperkingen onvoldoende medisch geobjectiveerd kunnen worden. Daarbij spelen zijn eigen onderzoeksbevindingen, de informatie van de behandelaars, maar ook de zwaarte en intensiteit van de ingestelde behandeling een rol. Dat beperkingen voor kunnen komen bij gestelde diagnoses, betekent niet dat ze in het geval van eiser ook aan de orde zijn. Verder heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat hij op het spreekuur geen duidelijke psychische symptomen heeft waargenomen. De verzekeringsarts B&B heeft verder overwogen dat uit het feit dat geen antidepressiva zijn geadviseerd en de psychologische begeleiding inmiddels is beëindigd, kan worden afgeleid dat de stemmingsklachten niet ernstig zijn. De verzekeringsarts B&B heeft ook toegelicht dat er conform de standaard ‘Duurbelasting in arbeid’ geen grond is voor een urenbeperking. Als rekening gehouden wordt met dynamische en statische beperkingen is er geen medische noodzaak om te rusten. De sikkelcelziekte is niet ernstig genoeg om tot relevante energetische beperkingen te leiden. De ingestelde behandelingen leiden volgens de verzekeringsarts B&B ook niet tot een verminderde beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. De rechtbank kan deze motivering volgen. Het UWV heeft in het verweerschrift gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Het UWV heeft toegelicht dat er geen nieuwe diagnoses zijn gesteld en de verklaringen brengen ook geen andere medische feiten aan het licht. De probleemlijst van de huisarts beperkt zich tot de jaren 2008 tot en met 2019. De daarbij genoemde aandoeningen zijn bekend en meegewogen. De rechtbank acht deze motivering voldoende. Verder constateert de rechtbank dat de medische informatie van de orthopedisch chirurg en van de radioloog die eiser nadien nog heeft ingebracht, dateert van ruim na de beëindigingsdatum van de ZW-uitkering. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
20. De rechtbank vindt dus dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 93,52% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft terecht besloten om vanaf 16 juli 2021 de ZW-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank zijn verzoek om schadevergoeding af en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 maart 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.