ECLI:NL:RBDHA:2023:3805
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf en vrijstelling inburgeringsexamen in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had een aanvraag ingediend om bij haar referent in Nederland te kunnen verblijven als gezinslid. De aanvraag werd op 24 februari 2022 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 30 augustus 2022 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
Tijdens de zitting op 2 maart 2023 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was. Eiseres voerde aan dat zij analfabete is en niet kan inschatten wanneer zij zal slagen voor het inburgeringsexamen, wat volgens haar een reden is voor vrijstelling van deze verplichting. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om het examen te halen en dat de omstandigheden van referent niet voldoende waren om een vrijstelling te rechtvaardigen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd eiseres vrijgesteld van het griffierecht, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat zij daarvoor in aanmerking kwam. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.