ECLI:NL:RBDHA:2023:3787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had aangevoerd dat hij per ongeluk brand had gesticht in zijn naaiatelier, wat leidde tot problemen met zijn buren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd waren, waardoor de staatssecretaris de aanvraag terecht ongeloofwaardig kon achten. Eiser had geen overtuigende verklaring kunnen geven over de gebeurtenissen die zich meer dan 11 jaar geleden hadden voorgedaan, en zijn inconsistenties in verklaringen over de tijdlijn en de schadevergoeding werden als problematisch beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4681

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

ProcesverloopBij besluit van 10 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. [A]. Als tolk is verschenen de heer E. Koné. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1998 en heeft de Gambiaanse nationaliteit.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij per ongeluk brand heeft gesticht in zijn naaiatelier en dat deze brand is overgeslagen naar zijn buren, die hiervan aangifte hebben gedaan. De rechter heeft vervolgens geoordeeld dat eiser de brand niet opzettelijk heeft veroorzaakt maar heeft desondanks bepaald dat eiser de schade van zijn buren moet vergoeden. Als eiser de schadevergoeding niet betaalt aan zijn buren zal hem een gevangenisstraf van tien jaar worden opgelegd. Daarnaast is eiser twee keer mishandeld door zijn buren.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • brandstichting en de hieruit voortkomende problemen.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De gestelde brandstichting en de hieruit voortkomende problemen vindt verweerder niet geloofwaardig. Hierover heeft hij tegenstrijdig en ongerijmd verklaard. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hem is ten onrechte tegengeworpen dat hij ongerijmd heeft verklaard over wanneer de brandstichting en de veroordeling hebben plaatsgevonden, nu hij hier tijdens het nader gehoor al een deugdelijke verklaring voor heeft gegeven. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende meegewogen dat het gaat om gebeurtenissen die ruim 11 jaar geleden zijn gebeurd, eiser destijds 13 jaar oud was en eiser geen scholing heeft gehad. Bovendien heeft hij tijdens het onderzoek door Medifirst aangegeven dat hij weleens dingen vergeet. Verder volgt uit zijn verklaringen dat de politie na de mishandeling niet daadkrachtig heeft gehandeld en dat de politie hem niet in bescherming heeft genomen, zodat hem niet kan worden verweten dat hij geen aangifte heeft gedaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde brandstichting en de hieruit voortvloeiende problemen in redelijkheid ongeloofwaardig kunnen vinden. Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Zo zou volgens de tegenstrijdige verklaringen van eiser de veroordeling voor het incident eerder hebben plaatsgevonden dan het incident zelf. Dat eiser zich vergist zou hebben in de datum en dat hij dat tijdens het gehoor al heeft aangegeven, heeft verweerder geen afdoende verklaring hoeven vinden. Eiser heeft zijn verklaring immers pas gewijzigd nadat de gehoormedewerker hem hiermee heeft geconfronteerd. Ook heeft eiser ongerijmd en wisselend verklaard over waar hij zou hebben verbleven in de periode na de veroordeling en verklaart hij zeer wisselend over wanneer hij Gambia verlaten zou hebben. Zo verklaart eiser dat hij in 2011, 2013 en 2014 uit Gambia is vertrokken. De laatst afgelegde verklaring, dat hij vanaf 2011 in Senegal heeft verbleven, heeft verweerder daarom niet geloofwaardig hoeven vinden. Dit betekent dat eiser na het incident nog ruim een jaar in Gambia heeft verbleven, terwijl hij ook heeft verklaard dat hij slechts vijf maanden de tijd had om de buren terug te betalen en hij anders tien jaar naar de gevangenis zou moeten. Ook deze verklaringen rijmen niet met elkaar. Verweerder heeft eiser voorts kunnen tegenwerpen dat het zeer bevreemdend is dat hij niet weet hoeveel de schade bedraagt die hij moet betalen aan de buren, omdat dit nu juist de reden van zijn vertrek was, en dat hij summier heeft verklaard over het incident zelf. Eiser heeft hierover slechts oppervlakkige verklaringen afgelegd.
4.1.
Het betoog dat de gestelde gebeurtenissen ruim 11 jaar geleden hebben plaatsgevonden, eiser toentertijd nog maar 13 jaar oud was en eiser ongeschoold is, leiden niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheden maken niet dat verweerder niet van eiser kan verlangen dat hij gedetailleerder over de gebeurtenissen kan vertellen dan hij nu heeft gedaan. Van eiser mag verwacht worden dat hij op zijn minst een schatting kan geven van hoeveel de boete bedraagt. Het incident en de veroordeling zijn immers de basis voor zijn vertrek uit Gambia. Verweerder mocht daarom van eiser verwachten dat hij hierover gerijmde en consistente verklaringen aflegt. Ook in het licht van het referentiekader heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij over deze basale onderwerpen consistent en gerijmd kon verklaren. Het gaat in eisers geval om zeer sterke ongerijmde en inconsistente verklaringen. Eisers stelling dat hij weleens dingen vergeet, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft hierover terecht gesteld dat dit niet volgt uit het rapport van Medifirst en dat eiser bovendien tijdens het gehoor heeft aangegeven dat hij niet vergeetachtig is.
4.2.
Verweerder heeft verder van belang kunnen achten dat eiser zich niet heeft gewend tot de politie en/of andere autoriteiten naar aanleiding van de mishandelingen door de buren, terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat de stelling dat ze hem niet zouden helpen, enkel gebaseerd is op vermoedens. Bovendien volgt uit de verklaringen van eiser dat de politie na de brandstichting snel heeft gehandeld en dat ze na de mishandelingen zijn langsgekomen en de buren hebben gewaarschuwd. Tot slot heeft verweerder bij de beoordeling kunnen betrekken dat eiser geen enkel document heeft ingebracht ter onderbouwing van zijn asielrelaas, terwijl eiser al ruim elf jaar weg is uit Gambia, zodat hij ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om zijn asielrelaas met documenten te onderbouwen. Dat eiser al zijn documenten zou hebben verloren tijdens zijn reis naar Europa is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat hij enige inspanning heeft geleverd om aan nieuwe documenten te komen.
5. Nu verweerder de gestelde brandstichting en de hieruit voortkomende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder de gestelde vrees ook niet geloofwaardig hoeven vinden.
Wat is de conclusie?
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.