Op 21 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. Het verzoekschrift, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, betreft de noodzaak om [minderjarige01] onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en de veiligheid van [minderjarige01], mede door meerdere drugsgerelateerde zorgmeldingen bij Veilig Thuis. De minderjarige verblijft momenteel bij de tante aan moederszijde, maar de moeder heeft haar medewerking aan deze plaatsing ingetrokken, wat de situatie verder heeft doen escaleren.
De kinderrechter oordeelt dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige01] voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen, gezien het acute gevaar voor haar welzijn. De beslissing houdt in dat [minderjarige01] van 21 maart 2023 tot 30 maart 2023 onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die ook de machtiging krijgt om haar uit huis te plaatsen. De behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot een zitting op 28 maart 2023, waar de betrokken partijen zullen worden opgeroepen.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep voor de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de zaak met zorg behandeld, rekening houdend met de belangen van de minderjarige en de noodzaak van bescherming in deze acute situatie.