ECLI:NL:RBDHA:2023:3694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/5967 en SGR 21/6003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kapvergunning voor bomen in het kader van herinrichting en verkeersveiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 maart 2023, zijn de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit van 3 augustus 2021 gegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit gebreken vertoonde met betrekking tot de kap van bomen met de nummers 125, 142, 207, 209, 212, 213, 221, 221a, 222, 224, 226, 228a, 231, 232, 234, 235, 237, 238 en 299. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het aanvullende boomonderzoek en het advies van de groenbeheerder heeft mogen baseren. Dit onderzoek toonde aan dat de bomen 125 en 142 niet behouden konden blijven vanwege de herinrichting van de bushalte en het fietspad. De rechtbank heeft de gebreken in het eerdere besluit hersteld met het nieuwe besluit II van 7 december 2022, waarin de noodzaak voor de kap van de bomen is onderbouwd. De rechtbank heeft de beroepen tegen het nieuwe besluit ongegrond verklaard, waardoor de vergunde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Tevens is bepaald dat verweerder de proceskosten van eisers 1 vergoedt, vastgesteld op € 2.092,50, en het griffierecht van € 181,- aan beide eisers terugbetaalt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/5967 en SGR 21/6003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2023 in de zaken tussen

[eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], uit [woonplaats], eisers 1,

(gemachtigde: mr. V.C.T. Verkroost), (SGR 21/5967), en
[eiser 4] e.a.,uit [woonplaats], eisers 2 (SGR 21/6003),
samen: eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder)

(gemachtigde: mr. A.M. Buijs).

Inleiding

Voor het procesverloop wordt verwezen naar de tussenuitspraak die de rechtbank heeft gewezen op 27 oktober 2022. In die tussenuitspraak is verweerder in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij brief van 1 november 2022 heeft verweerder te kennen gegeven de geconstateerde gebreken te willen herstellen. Bij e-mailbericht van 8 december 2022 heeft verweerder hiertoe een reactie ingediend. Daarbij heeft verweerder een wijzigingsbesluit van 7 december 2022 (bestreden besluit II) gevoegd.
Eisers 1 hebben hierop gereageerd bij brief van 5 januari 2023. Eisers 2 hebben dat gedaan bij brief van 18 januari 2023.
Bij brief van 25 januari 2023 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit een tweetal gebreken vertoont. Ten aanzien van de bomen met boomnummers 125 en 142 heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt dat bij de belangenafweging rekening is gehouden met de bijzondere waarde van deze bomen, nu deze tot de hoofdboomstructuur behoren. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom de bomen in sectie 1 waarbij uitsluitend de vervanging van het riool als reden voor de kap is opgevoerd, niet behouden kunnen blijven nu het oude riool ter plaatse niet wordt verwijderd. Het gaat om de bomen met boomnummers 207, 209, 212, 213, 221, 221a, 222, 224, 226, 228a, 231, 232, 234, 235, 237, 238 en 299. Het bestreden besluit berust daarmee niet op een draagkrachtige motivering. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld deze gebreken te herstellen.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de gemeente een aanvullend boomonderzoek laten uitvoeren naar genoemde 19 bomen. Dit boomonderzoek is uitgevoerd door Duifhuizen Boomadviesbureau (Duifhuizen) en is vastgelegd in de aanvullende notitie ‘herinrichting de Mient’ van 28 november 2022. In dit aanvullende boomonderzoek is onderzocht of de 19 bomen bij uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden op de huidige standplaats behouden kunnen blijven met behoud van restlevensduur, conditie, habitus, functie en waarde. Op 30 november 2022 heeft de groenbeheerder een nader advies uitgebracht over deze 19 bomen.
4. Op 7 december 2022 heeft verweerder bestreden besluit II genomen. Daarin heeft verweerder het bestreden besluit van 3 augustus 2021 (bestreden besluit I) gewijzigd, aangevuld en nader gemotiveerd. Onder verwijzing naar het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen en het nadere advies van de groenbeheerder concludeert verweerder dat de noodzaak voor de kap van genoemde 19 bomen aannemelijk is gemaakt. Volgens verweerder weegt het belang van de aanvrager om deze bomen te kappen (de herinrichting van het gebied) zwaarder dan de waarden die de bomen vertegenwoordigen. Er bestaat daarom geen bezwaar tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het kappen van deze bomen.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb zijn de beroepen thans van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit II.
De bomen met boomnummers 125 en 142
6. Het aanvullende advies van de groenbeheerder over de bomen met boomnummers 125 en 142 luidt als volgt:
“In de kapaanvraag zitten twee iepen aan de Thorbeckelaan welke vanwege het verplaatsen van een bushalte gekapt dienen te worden. De betreffende bomen maken deel uit van de hoofdboomstructuur van de gemeente Den Haag. In de huidige situatie ligt de halte verder van de kruising af. Het smalle perron met naastgelegen fietspad is onvoldoende als veilig te beoordelen voor zowel fietser als voetganger. De nieuwe halte is dichter bij de kruising gesitueerd, om een veiligere situatie te realiseren voor de voetganger en fietser wordt een bredere halte gerealiseerd, hiervoor dient het fietspad te verschuiven. Hierdoor komt de stamvoet van de iepen in het nieuwe fietspad te staan. Aan de hand van de aanvullende BEA is beoordeeld of de bomen gehandhaafd konden worden en wat het effect zou zijn van de kap op de hoofdboomstructuur. Uit het rapport is gebleken dat de bomen niet te handhaven zijn in de nieuwe situatie en het (visuele) effect op de hoofdboomstructuur niet wezenlijk aangetast wordt.”
6.1.
Onder verwijzing naar het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen en het nadere advies van de groenbeheerder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de bomen met boomnummers 125 en 142 geveld moeten worden vanwege het verplaatsen van de bushalte en het als gevolg daarvan verschuiven van het naastgelegen fietspad. Deze verkeerskundige ingrepen zorgen ervoor dat de verkeersveiligheid wordt verbeterd. De twee bomen behoren weliswaar tot de hoofdboomstructuur maar vervullen hierin volgens verweerder geen hoofdrol. Bij afweging van de betrokken belangen dient het belang van de aanvrager om deze bomen te kappen daarom zwaarder te wegen dan de belangen die gediend zijn met het behoud van deze bomen, aldus verweerder.
6.2.
Eisers stellen dat zij op basis van de aanvullende stukken niet kunnen vaststellen dat de bomen met boomnummers 125 en 142 in of met de stamvoet grenzend aan het nieuwe fietspad komen te staan. Eisers kunnen ook niet vaststellen dat de bomen evident niet gehandhaafd kunnen worden. Uit de stukken blijkt volgens eisers niet dat de huidige in- en uitstapstrook bij de bushalte onvoldoende veilig is en moet worden aangepast. Eisers betwisten voorts dat de nieuwe bushalte bijdraagt aan de verkeersveiligheid. De in- en uitstapstrook wordt volgens hen in ieder geval niet in die mate breder dat de veiligheid daardoor substantieel toeneemt. Daarbij komt dat een eventuele verbreding van de halte ook realiseerbaar is op de huidige locatie zonder dat daar bomen voor moeten wijken. Daarnaast heeft verweerder volgens eisers nog steeds onvoldoende aandacht besteed aan de omstandigheid dat de twee bomen tot de hoofdboomstructuur behoren. In het aanvullende boomonderzoek wordt niet gemotiveerd waarom deze bomen niet essentieel zijn voor (de instandhouding van) de boomstructuur langs de Thorbeckelaan, aldus eisers.
6.3.
Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen, ligt het door de gemeenteraad akkoord bevonden herinrichtingsplan dat ten grondslag ligt aan de ruimtelijke ingrepen op en rond de Mient in deze procedure niet ter beoordeling voor. Dat betekent dat de rechtbank niet uitputtend beoordeelt welke afwegingen ten grondslag liggen aan de ruimtelijke keuzes die in het herinrichtingsplan zijn gemaakt. In beginsel mocht verweerder het herinrichtingsplan als uitgangspunt nemen bij het beoordelen van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de kap van de bomen.
In wat eisers hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van verweerder dat het aanpassen en verplaatsen van de bushalte leidt tot een verkeersveiliger situatie. De enkele stelling van eisers dat het in- en uitstapperron bij de bushalte niet noemenswaardig wordt verbreed en dat het verplaatsen van de bushalte niet nodig is, zijn hiervoor niet voldoende. Dat bij het besluit over de herinrichting in redelijkheid niet gekozen kon worden voor deze nieuwe locatie en vormgeving van de bushalte, is de rechtbank niet gebleken.
Het standpunt van verweerder dat de bomen 125 en 142 niet behouden kunnen blijven als gevolg van het verleggen van het fietspad, vindt steun in het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen. Daarin is inzichtelijk gemaakt dat de stamvoet van boom 125 grenst aan het nieuwe fietspad langs de bushalte en dat boom 142 op dit nieuwe fietspad zou komen te staan. Verder wordt in het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen opgemerkt en aan de hand van verschillende foto’s toegelicht dat deze twee bomen niet essentieel zijn voor de (instandhouding van de) hoofdboomstructuur waarvan zij deel uitmaken. Deze conclusie in het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen wordt gedeeld door de groenbeheerder.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen en het aanvullende advies van de groenbeheerder mogen baseren en met verwijzing hiernaar alsnog voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de bomen 125 en 142 niet behouden kunnen blijven. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in bestreden besluit I is daarmee hersteld. Het betoog faalt.
6.4.
De conclusie van het voorgaande is dat verweerder heeft mogen instemmen met de kap van de twee bomen met boomnummers 125 en 142.
De 17 bomen in sectie 1
7. Het aanvullende advies van de groenbeheerder over de 17 bomen in sectie 1 luidt als volgt:
“Voor de 17 bomen op de Mient is in eerste instantie uitgegaan van het feit dat deze moeten wijken voor het verwijderen van het riool. Gebleken is dat het verwijderen van het bestaande riool op delen van het riooltracé bijzonder gecompliceerd en kostenverhogend zou zijn vanwege de aanwezigheid van onder andere een gasleiding. Er is daarom besloten die delen van het bestaande riool dicht te schuimen. Destijds is enkel in de BEA onderzoek gedaan naar de effecten op de bomen ten aanzien van het verwijderen van het riool en het aanbrengen van een nieuw riool in het fietspad. De gevolgen van de herinrichting op de bomen is niet onderzocht. Aan de hand van de aanvullende BEA is duidelijk zichtbaar geworden dat de stamvoet van de 17 bomen in (de rand van) het fietspad komen te staan. De gemeente Den Haag werkt met een Handboek Openbare Ruimte (HOR), hierin staat onder meer beschreven hoe breed een wegprofiel moet zijn. Alhoewel dit niet overal haalbaar zal zijn in de stad, wordt per locatie bekeken wat er mogelijk is. In dit specifieke geval is de ruimte aanwezig om het beschreven profiel uit de HOR te realiseren wat bijdraagt aan de verkeersveiligheid op de betreffende locatie. De ruimte die nodig is om dit profiel te realiseren kan alleen gevonden worden aan de zijde van het fietspad, dit heeft als gevolg dat de derde bomenrij gekapt dient te worden om het profiel te kunnen maken. Het realiseren van een nieuwe bomenrij, verschoven van de nieuwe bandenrij, is gezien alle kabels en leidingen niet mogelijk.”
7.1.
Onder verwijzing naar het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen en het nadere advies van de groenbeheerder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de betrokken 17 bomen in sectie 1 niet gehandhaafd kunnen worden, omdat de stamvoet van deze bomen in (de rand van) het nieuwe fietspad komt te staan. Het belang van de aanvrager om deze bomen te kappen dient volgens verweerder zwaarder te wegen dan de belangen die gediend zijn met het behoud van deze bomen.
7.2.
Eisers stellen dat zij niet kunnen beoordelen of de betrokken 17 bomen gekapt moeten worden vanwege de aanleg van het nieuwe fietspad. Zij beschikken niet over het definitieve ontwerp van het herinrichtingsplan. Het is voor hen daarom niet duidelijk met welk wegprofiel verweerder rekening heeft gehouden. Voor zover de ontgraving in verband met de aanleg van het nieuwe fietspad plaatsvindt binnen de boomspiegel van deze 17 bomen, heeft verweerder niet gemotiveerd dat de wortelschade zodanig is dat de bomen niet behouden kunnen blijven. Eisers stellen voorts dat verweerder ten onrechte niet voor een wegprofiel heeft gekozen waarbij de bomen op de derde bomenrij gehandhaafd hadden kunnen blijven. Eisers wijzen erop dat het HOR de mogelijkheid biedt voor maatwerk. Eisers betogen dat verweerder het verhogen van de verkeersveiligheid als gelegenheidsargument heeft gebruikt. Op een ander deel van de Mient heeft verweerder niet vastgehouden aan het in het HOR beschreven profiel, waardoor de daar aanwezige bomen konden blijven staan. Eisers stellen ten slotte dat de in bestreden besluit II opgenomen gewijzigde kapredencijfers niet kloppen. Nu verweerder niet transparant is over de werkelijke kapredencijfers, dient bestreden besluit II te worden vernietigd, aldus eisers.
7.3.
De rechtbank stelt vast dat uit bestreden besluit II volgt dat de vervanging van het riool niet langer als reden voor de kap van de betrokken 17 bomen in sectie 1 wordt opgevoerd. Volgens verweerder kunnen de bomen niet gehandhaafd worden vanwege de herinrichting ter plaatse in verband met het verleggen van het fietspad. De rechtbank overweegt dat eisers op zichzelf terecht aanvoeren dat in bestreden besluit II abusievelijk staat dat nu in totaal 36 in plaats van 53 bomen gekapt moeten worden vanwege het vervangen van het riool. Verweerder heeft hiermee over het hoofd gezien dat in de tussenuitspraak ten aanzien van meer bomen dan de 17 bomen die nu onderwerp van geschil zijn, is overwogen dat de vervanging van het riool een onvoldoende reden is om deze te kappen. Ten aanzien van die overige bomen is echter overwogen dat het noodzakelijke beheer als secundaire reden voor het vellen van die bomen mocht worden opgevoerd. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving in bestreden besluit II en verbindt hieraan geen gevolgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit bestreden besluit II afdoende blijkt dat verweerder de betrokken 17 bomen in sectie 1 thans wenst te kappen in verband met de herinrichting van het gebied.
7.4.
De rechtbank volgt eisers niet voor zover zij hebben betoogd dat ter plaatse gekozen had kunnen worden voor een ander wegprofiel, waardoor de zogenoemde derde bomenrij in sectie 1 behouden zou kunnen blijven. Zoals volgt uit de tussenuitspraak en zoals hierboven onder 6.3 is overwogen, heeft verweerder het herinrichtingsplan als uitgangspunt mogen nemen bij het beoordelen van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Wat eisers hebben aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat de keuze voor het wegprofiel zoals dit is vastgelegd in het herinrichtingsplan, onredelijk is. Dat verweerder – zoals eisers stellen – op een ander deel van de Mient een andere keuze heeft gemaakt waardoor daar bomen behouden konden blijven, doet hier niet aan af. De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen van haar oordeel over deze beroepsgrond in overweging 15.1 van de tussenuitspraak. Verweerder heeft daarom mogen uitgaan van het wegprofiel en van de gewijzigde ligging van het fietspad zoals vastgelegd in het herinrichtingsplan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende onderbouwd dat het verleggen van het fietspad tot het kappen van genoemde 17 bomen noopt. Daarbij heeft verweerder zich kunnen baseren op het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen. In dit aanvullende boomonderzoek wordt geconcludeerd dat de ontgraving ten behoeve van de aanleg van het nieuwe fietspad bij alle 17 bomen plaatsvindt binnen de huidige boomspiegel. In het aanvullende boomonderzoek is dit aan de hand van foto’s per boom nader inzichtelijk gemaakt. Bij een aantal bomen is bovendien een extra ontgraving binnen de boomspiegel nodig vanwege de aanleg van (de opsluitbanden van) een nieuw beplantingsvak. Blijkens het aanvullende boomonderzoek bedraagt de wortelschade door de ontgraving ongeveer 30-40% en zullen de bomen hierdoor sterven. Ook kan de minimale graafafstand tot de bomen die noodzakelijk is met het oog op hun stabiliteit niet in acht genomen worden. In het aanvullende boomonderzoek wordt geconcludeerd dat het behoud van de 17 bomen op de huidige locatie niet mogelijk is. De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen aanleiding om aan de conclusies in het aanvullende boomonderzoek van Duifhuizen te twijfelen. Daarbij betrekt de rechtbank dat ook de groenbeheerder zich aansluit bij die conclusies. Eisers hebben geen deskundigenrapport in het geding gebracht waaruit blijkt dat deze conclusies niet kloppen. Het betoog faalt.
7.5.
De conclusie van het voorgaande is dat verweerder heeft mogen instemmen met de kap van de bomen met boomnummers 207, 209, 212, 213, 221, 221a, 222, 224, 226, 228a, 231, 232, 234, 235, 237, 238 en 299 waarbij als reden voor de kap thans de herinrichting van het gebied is opgegeven.
Conclusie
8. Verweerder heeft de gebreken die kleefden aan bestreden besluit I, hersteld met bestreden besluit II. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, zijn de beroepen, voor zover deze zijn gericht tegen bestreden besluit I, gegrond. De rechtbank zal bestreden besluit I vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de bomen met boomnummers 125, 142, 207, 209, 212, 213, 221, 221a, 222, 224, 226, 228a, 231, 232, 234, 235, 237, 238 en 299. De rechtbank verklaart de beroepen tegen bestreden besluit II ongegrond. Dat betekent dat de vergunde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
9. Omdat de rechtbank de beroepen tegen bestreden besluit I gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers 1 gemaakte proceskosten. De vergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.092,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Dat eisers 2 proceskosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit van 3 augustus 2021 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 augustus 2021, voor zover dit betrekking heeft op de bomen met boomnummers 125, 142, 207, 209, 212, 213, 221, 221a, 222, 224, 226, 228a, 231, 232, 234, 235, 237, 238 en 299;
- verklaart de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit van 7 december 2022 ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eisers 1 en eisers 2 het door elk van hen betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.