ECLI:NL:RBDHA:2023:3688
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres met verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Colombiaanse eiseres, die vreesde voor haar leven bij terugkeer naar Colombia vanwege bedreigingen door haar ex-partner, een voormalig drugsbaron. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres had ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 was eiseres aanwezig met haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de eiseres geen geloofwaardige onderbouwing had voor haar vrees. De rechtbank wees erop dat eiseres lange tijd in Colombia had gewoond zonder dat zij problemen had ondervonden, ondanks haar beweringen over bedreigingen. De rechtbank vond het onvoldoende dat eiseres geen documenten had overgelegd ter ondersteuning van haar claims en dat zij nooit aangifte had gedaan van de bedreigingen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd vastgesteld dat er al een inreisverbod was opgelegd aan eiseres in een eerdere asielprocedure, waartegen zij geen rechtsmiddel had aangewend. De uitspraak werd gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.