ECLI:NL:RBDHA:2023:3687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening afgewezen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerder ongegrond verklaard beroep inzake een asielaanvraag. De opposant had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 15 december 2022. De rechtbank had eerder, op 13 januari 2023, dit beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting was de opposant aanwezig met zijn gemachtigde, mr. J.J. Bronsveld, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J. van Dam en L. Makaddam als tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft het verzet en het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. In de overwegingen van de rechtbank werd uiteengezet dat de rechtbank het beroep buiten zitting kon afdoen, omdat verweerder ten opzichte van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak al inhoudelijk ingegaan op alle beroepsgronden en de opposant had in verzet geen nieuwe stellingen of informatie naar voren gebracht die de rechtbank zouden dwingen om opnieuw te oordelen.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de uitspraak op het verzet van de opposant geen nieuwe situatie creëerde. De rechtbank besloot dat de bestreden uitspraak in stand blijft en dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing. Tevens werd bepaald dat de verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.