ECLI:NL:RBDHA:2023:3685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
C/09/635126 / HA ZA 22-773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in incident betreffende oproeping op de voet van artikel 118 Rv in een civiele procedure

Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Silk Cosmetics B.V. en meerdere gedaagden. Silk Cosmetics, eiseres in conventie, vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van verschillende bedragen, alsook in de proceskosten. De gedaagden, die in reconventie vorderden tot ontbinding of vernietiging van de overeenkomsten met Silk Cosmetics, stelden dat Silk Cosmetics tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat er sprake is van samenhangende overeenkomsten en dat de gedaagden in de gelegenheid moeten worden gesteld om derden, waaronder [bedrijf] en [naam 2], op te roepen in het geding. De rechtbank heeft de vordering in het incident toegewezen, wat betekent dat de gedaagden de mogelijkheid hebben om deze partijen te dagvaarden. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De uitspraak benadrukt het belang van proceseconomie en de mogelijkheid om samenhangende vorderingen in één procedure te behandelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/635126 / HA ZA 22-773
Vonnis in incident van 4 januari 2023
in de zaak van
SILK COSMETICS B.V.te Middelburg,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.W. Huijzer te Papendrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] V.O.F.te [plaats 1],

2.
[gedaagde 2]te [plaats 2],
3.
[gedaagde 3]te [plaats 2],
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. G. van der Spek te Rotterdam.
Partijen worden hierna Silk Cosmetics en [gedaagden] genoemd. Gedaagden worden hierna ieder afzonderlijk [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 september 2022;
  • de akte overlegging producties namens Silk Cosmetics van 14 september 2022, met producties 1 tot en met 14;
  • de incidentele conclusie tot gedwongen tussenkomst tevens conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 26 oktober 2022, met producties 1 tot en met 22;
  • de incidentele conclusie van antwoord van 9 november 2022, met producties 15 tot en met 18;
  • de akte overlegging producties, tevens akte tot vermeerdering van eis namens Silk Cosmetics van 23 november 2022, met productie 19;
  • de e-mail namens [gedaagden] aan de rechtbank van 19 december 2022, met twee producties.
1.2.
Op 19 december 2022 heeft een online regiezitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die zijn toegevoegd aan het griffiedossier. Tijdens deze regiezitting is de mogelijkheid onderzocht om naar aanleiding van het door [gedaagden] opgeworpen incident procesafspraken te maken. Partijen hebben geen procesafspraken gemaakt, zodat de rechtbank heeft bepaald dat de zaak zal worden verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.
1.3.
Ten slotte is een nadere datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

het geschil in de hoofdzaak

in conventie
2.1.
Silk Cosmetics vordert – samengevat – in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan Silk Cosmetics van € 98.622,02, te vermeerderen met contractuele rente, buitengerechtelijke kosten en een contractuele boete;
II. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan Silk Cosmetics van € 45.289,70, te vermeerderen met contractuele rente, althans wettelijke handelsrente, en buitengerechtelijke kosten;
III. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan Silk Cosmetics van € 11.694,16, te vermeerderen met contractuele rente, althans wettelijke handelsrente, en buitengerechtelijke kosten;
IV. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, inclusief nakosten en beslagkosten.
2.2.
Aan deze vorderingen legt Silk Cosmetics – kort samengevat – ten grondslag dat [gedaagde 1] voor een bedrag van in totaal € 98.622,02 in verzuim is met het terugbetalen van twee geldleningen, verstrekt door Silk Cosmetics uit hoofde van twee overeenkomsten van geldlening gesloten tussen Silk Cosmetics en [gedaagde 1] op 20 oktober 2020 (hierna: de geldleningsovereenkomsten). Daarnaast heeft Silk Cosmetics in overeenstemming met de overeenkomst van franchise gesloten tussen [bedrijf] en [gedaagde 1], eveneens gesloten op 20 oktober 2020 (hierna: de franchiseovereenkomst), doorlopend producten aan [gedaagde 1] geleverd. In dat kader is [gedaagde 1] haar nog een bedrag van € 45.289,70 en een bedrag van
€ 11.694,16 verschuldigd, aldus nog steeds Silk Cosmetics.
in reconventie
2.3.
[gedaagden] vorderen – samengevat – in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. de ontbinding van de tussen [gedaagden] en Silk Cosmetics gesloten overeenkomsten;
subsidiair
II. de vernietiging van de tussen [gedaagden] en Silk Cosmetics gesloten overeenkomsten;
primair en subsidiair
III. de veroordeling van Silk Cosmetics tot betaling aan [gedaagden] van € 83.091,57, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
IV. de veroordeling van Silk Cosmetics in de proceskosten, inclusief nakosten.
2.4.
Aan deze vorderingen leggen [gedaagden] – kort samengevat – ten grondslag dat [bedrijf] op essentiële punten is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst, door (onder meer) geen ‘[naam 1]-handboek’ en financiële gegevens te verstrekken als bedoeld in artikel 7:913 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een franchiseovereenkomst op te stellen en te sluiten terwijl geen ‘[naam 1]-formule’ bestaat en haar zorgplicht jegens [gedaagde 1] te schenden door geen deugdelijke bijstand en ondersteuning te verlenen als bedoeld in artikel 7:919 BW. De uit te spreken ontbinding heeft tot gevolg dat een ongedaanmakingsverplichting ontstaat zijdens Silk Cosmetics als bedoeld in artikel 6:271 BW, te begroten op een bedrag van € 83.091,57, gelijk aan de huidige voorraad van de door Silk Cosmetics geleverde producten. Subsidiair is sprake van dwaling, zodat de tussen [gedaagden] en Silk Cosmetics gesloten overeenkomsten dienen te worden vernietigd en [gedaagde 1] een vordering heeft uit onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:217 BW, eveneens te begroten op voornoemd bedrag aan huidige voorraad van € 83.091,57.
2.5.
Voor wat betreft de vordering onder IV begrijpt de rechtbank dat deze wordt ingesteld jegens Silk Cosmetics en niet [bedrijf], zoals opgenomen in het petitum van de incidentele conclusie tot gedwongen tussenkomst tevens conclusie van antwoord tevens eis in reconventie.
het incident
2.6.
[gedaagden] vorderen hen toe te staan om op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zowel [bedrijf] als de heer [naam 2] (hierna: [naam 2]) te dagvaarden tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting, teneinde ook jegens hen een vordering in te kunnen stellen tot ontbinding, althans vernietiging, van de tussen [gedaagden] en deze (rechts)personen gesloten overeenkomsten. Het betreft de franchiseovereenkomst, alsmede de huurovereenkomst zoals gesloten tussen [gedaagden] en [naam 2] (hierna: de huurovereenkomst). [gedaagden] voeren daartoe aan dat de franchise-, huur- en leningsovereenkomst in tijd, naar hun doel en in economisch opzicht nauw samenhangen en onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
2.7.
Silk Cosmetics voert verweer. Zij betwist dat sprake is van samenhangende overeenkomsten, omdat het zou gaan om van elkaar verschillende separate overeenkomsten, gesloten op verschillende data tussen verschillende partijen over verschillende onderwerpen en met steeds een ander doel. Verder voert Silk Cosmetics aan dat toewijzing van deze incidentele vordering stuit op allerlei processuele en materiele bezwaren. Het zou niet juist zijn gedragingen van [bedrijf] via de weg van gedwongen tussenkomst ‘toe te rekenen’ aan Silk Cosmetics en [naam 2]. Deze constructie zou daarnaast afdoen aan het ‘contractueel evenwicht’ en de ‘partijautonomie’ en de ‘afwikkeling van aansprakelijkheid’ compliceren. Daarnaast wijst Silk Cosmetics op de toename van het aantal partijen in één procedure en de mogelijkheid van [bedrijf] en [naam 2] om tegenvorderingen in te stellen. Ook zouden er op het vlak van de absolute en relatieve bevoegdheid complicaties ontstaan, nu de sector Kanton absoluut bevoegd is ten aanzien van het geschil over de huurovereenkomst en in de franchiseovereenkomst is opgenomen dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant relatief bevoegd is. Een wettelijke basis voor de gevorderde constructie van tussenkomst zou tot slot ontbreken, aldus nog steeds Silk Cosmetics.
2.8.
De rechtbank stelt het volgende voorop. In artikel 118 Rv is bepaald op welke wijze derden in het geding kunnen worden opgeroepen. Anders dan wat Silk Cosmetics lijkt te betogen, kan deze voorziening ook worden gebruikt om derden op te roepen die niet in een processueel ondeelbare rechtsverhouding verkeren met de wel opgeroepen partijen. De rechter kan een procespartij deze gelegenheid onder meer bieden in de situatie dat sprake is van samenhangende vorderingen in conventie en reconventie en de proceseconomie gediend is met afdoening van die vorderingen in dezelfde procedure (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:485 en HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810).
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er een nauwe samenhang in de hiervoor bedoelde zin tussen de vorderingen van Silk Cosmetics in conventie en de vorderingen die [gedaagden] (in reconventie) wensen in te stellen. Silk Cosmetics baseert haar vorderingen immers op overeenkomsten die nauw samenhangen met de overeenkomsten waarvan [gedaagden] (in reconventie) ontbinding, althans vernietiging wensen te vorderen. Zo zijn de geldleningsovereenkomsten waar Silk Cosmetics zich op beroept gesloten ten behoeve van de uitvoering van de franchiseovereenkomst, namelijk voor de aanschaf van winkelmeubilair en de inkoop van voorraad. De facturen waarvan zij betaling vordert betreffen bovendien parfums die Silk Cosmetics heeft geleverd ter uitvoering van de franchiseovereenkomst. Op basis van de franchiseovereenkomst was [gedaagde 1] verplicht deze producten bij Silk Cosmetics af te nemen en diende zij zich, net als [bedrijf] als franchisegever, te houden aan de prijsbepaling en verkoopadviezen van Silk Cosmetics. Tot slot is ook de huurovereenkomst gesloten ten behoeve van de franchiseovereenkomst. Immers staat vast dat [naam 2] dit pand heeft aangekocht, zodat [gedaagde 1] daar de parfumeriewinkel kon openen. Dat deze huurovereenkomst zou zijn gesloten door [gedaagde 2] in privé en op een andere datum dan de geldleningsovereenkomsten en de franchiseovereenkomst, namelijk op 23 juli 2020 in plaats van 20 oktober 2020, maakt dit niet anders. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de versie van de huurovereenkomst zoals overgelegd door [gedaagden] is gesloten door [gedaagde 1] en is gedateerd op 20 oktober 2020.
2.10.
De rechtbank volgt Silk Cosmetics dan ook niet in haar stelling dat geen sprake is van samenhangende overeenkomsten, gelet op het onderwerp en het doel van de overeenkomsten en het feit dat verschillende contractspartijen zijn betrokken. Zoals Silk Cosmetics zelf in de dagvaaarding vooropstelt, zijn alle overeenkomsten het resultaat van gesprekken tussen dezelfde personen, namelijk [gedaagde 2] en [gedaagde 3] enerzijds (als vennoten van [gedaagde 1]) en [naam 2] en Jeroen [gedaagde 2] anderzijds (als (minnelijk) bestuurders van Silk Cosmetics en [bedrijf]), “over het winkelconcept, businessmodel, marges, condities, leveringsafspraken, de financiering, het huurcontract etcetera”. Daarmee staat vast dat het doel van deze overeenkomsten is geweest het regelen van de verschillende aspecten van de beoogde franchiseconstructie. Hoewel [gedaagde 1] in dit kader separate overeenkomsten met verschillende partijen heeft gesloten, hangen deze overeenkomsten dus duidelijk met elkaar samen.
2.11.
De rechtbank gaat ook voorbij aan de materiële en processuele bezwaren die Silk Cosmetics opwerpt. Ook indien [gedaagden] [bedrijf] en [naam 2] oproepen in deze procedure, behouden deze partijen hun eigen positie in het geschil. In dit licht heeft Silk Cosmetics onvoldoende toegelicht waarom oproeping van deze partijen zou leiden tot ‘toerekening van gedragingen’, verstoring van het ‘contractueel overwicht’, inbreuk op de ‘partijautonomie’ dan wel een meer gecompliceerde ‘afwikkeling van aansprakelijkheid’. De toename van het aantal partijen in een procedure door de oproeping van derden, die mogelijk zelf ook een vordering wensen in te stellen, vormt bovendien geen beletsel dat meebrengt dat de rechtbank de oproeping van derden niet kan toestaan. Hier staat bovendien tegenover dat de proceseconomie er ook mee is gediend dat de vorderingen van partijen met betrekking tot deze samenhangende overeenkomsten door één rechter worden behandeld. In dat verband merkt de rechtbank op dat tijdens de regiezitting is gebleken dat [bedrijf] en [naam 2] op 16 december 2022 respectievelijk [gedaagden] en [gedaagde 2] hebben gedagvaard voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dit maakt het oordeel van de rechtbank in het onderhavige incident dat [gedaagden] hun vorderingen door één rechter moeten kunnen laten behandelen niet anders. Tot slot staan ook de complicaties op het vlak van de absolute en relatieve bevoegdheid niet in de weg aan toewijzing van de vordering tot oproeping van [bedrijf] en [naam 2]. Indien deze oproeping heeft plaatsgevonden en er wordt voortgeprocedeerd, zal de rechtbank, afhankelijk van de vorderingen die op dat moment door partijen zijn ingesteld en door deze rechtbank worden behandeld, ingevolge artikel 72 in samenhang met artikel 73 en artikel 110 lid 1 in samenhang met artikel 110 lid 2 Rv ambtshalve of naar aanleiding van een daartoe ingestelde incidentele vordering, beoordelen of zij absoluut en relatief bevoegd is en de zaak zo nodig verwijzen naar een andere rechter en/of andere rechtbank. In het kader van de beoordeling van het onderhavige incident kan de rechtbank op deze beslissing niet vooruitlopen.
2.12.
Gelet op het voorgaande slaagt de opgeworpen exceptie en zal de vordering in het incident worden toegewezen. Dit betekent dat [gedaagden] in de gelegenheid zullen worden gesteld om [bedrijf] en [naam 2] als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv. Het exploot waarmee deze oproeping plaatsvindt, moet de eis bevatten die [gedaagden] tegen [bedrijf] en [naam 2] wensen in te stellen, alsmede de gronden van die eis.
2.13.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van omstandigheden op basis waarvan een langere dagvaardingstermijn moet worden gehanteerd dan de standaard dagvaardingstermijn van een week als bedoeld in artikel 114 Rv. De rechtbank zal daarom bepalen dat de oproeping dient te geschieden tegen de roldatum van 15 februari 2023.
2.14.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
stelt [gedaagden] in de gelegenheid [bedrijf] en [naam 2] als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv om op de rolzitting van
15 februari 2023in het geding te verschijnen, met dien verstande dat:
- deze oproeping middels deurwaardersexploot dient te geschieden,
- deze oproeping de eis dient de bevatten die [gedaagden] instelt tegen [bedrijf] en [naam 2] en de gronden van die eis,
- een afschrift van de oproeping aan de griffie van de rechtbank dient te worden gezonden,
- bij de oproeping een kopie moet worden gevoegd van alle tot heden gewisselde procestukken,
- de oproeping moet vermelden dat partijen niet in persoon kunnen verschijnen, maar zich dienen te doen vertegenwoordigen door een advocaat en dat zij bij verschijning griffierecht verschuldigd zijn,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2984