ECLI:NL:RBDHA:2023:3664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
C/09/641000 / FA RK 23-148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag en verhuizing van minderjarige van Uruguay naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats01]. De moeder, verzoekster, woont in Uruguay en heeft de rechtbank verzocht om vervangende toestemming voor het aanvragen van een reisdocument voor haar kind, omdat de vader, die in Nederland woont, niet op de zitting is verschenen en geen toestemming heeft verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de vader mede het gezag uitoefent. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te beslissen over de paspoortaanvraag, omdat de zaak verbonden is met de Nederlandse rechtssfeer. De rechtbank heeft echter geen rechtsmacht aangenomen voor het verzoek tot verhuizing van de minderjarige van Uruguay naar Nederland, omdat er onvoldoende informatie is over de sociale en familiale omgeving van de minderjarige in Uruguay. De rechtbank heeft de moeder toestemming verleend voor de aanvraag van het reisdocument, maar zich onbevoegd verklaard voor het verzoek tot verhuizing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-148
Zaaknummer: C/09/641000
Datum beschikking: 21 maart 2023

Paspoortwet en geschil ouderlijk gezag

Beschikking op het op 10 januari 2023 ingekomen verzoek van:

[verzoekster],

de moeder,
wonende te [woonplaats 1], Uruguay ,
advocaat: mr. R.G. Groen te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerder] ,

de vader,
wonende te [geboorteplaats01] ,
advocaat: --.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 6 februari 2023, met bijlagen, van de moeder.
De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek.
Op 21 februari 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de moeder. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De moeder is in de gelegenheid gesteld via videoverbinding deel te nemen aan de zitting. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt de rechtbank:
  • haar vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de na te melden minderjarige;
  • haar vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om met de minderjarige – na afgifte van het Nederlandse paspoort ten behoeve van de minderjarige – te reizen naar Nederland en zich in Nederland te vestigen althans in Nederland te verblijven met de minderjarige,
een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De vader heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

- De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] , geboren
op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats01] .
- De vader en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de
Uruguayaanse nationaliteit.

Beoordeling

Rechtsmacht
De moeder stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen omdat de zaak met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden en de Nederlandse rechter in staat geacht wordt het belang van [minderjarige] naar behoren te boordelen. Zij voert daartoe aan dat de vader, die mede het gezag heeft, in Nederland woont, [minderjarige] voorheen haar gewone verblijfplaats in Nederland had en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft.
Nu de moeder en [minderjarige] woonachtig zijn in Uruguay en het leven van [minderjarige] zich sinds haar geboorte grotendeels in Uruguay heeft afgespeeld, moet de vraag beantwoord worden of de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid toekomt om op de voet van artikel 34 lid 2 Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een Nederlands paspoort ten behoeve van [minderjarige] .
Nu de rechtsmacht niet kan worden gebaseerd op de Verordening Brussel II-bis of op één van de Haagse Kinderbeschermingsverdragen staat ter beoordeling of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op grond van artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), zoals door de moeder bepleit. Op grond dit artikel heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, in staat acht het belang van de minderjarige naar behoren te beoordelen.
De rechtbank is van oordeel aan deze laatste voorwaarde is voldaan voor wat betreft het verzoek om de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument voor [minderjarige] . Immers, [minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit en de Nederlandse autoriteiten voor de vervangende toestemming voor afgifte van een Nederlands reisdocument de toestemming van een Nederlandse rechtbank verlangen. Daarmee is de zaak verbonden met de Nederlandse rechtssfeer. De rechtbank acht zich voldoende in staat om het belang van [minderjarige] te beoordelen als het gaat om het verkrijgen van een paspoort. Uitgangspunt is dat iedere minderjarige daar belang bij heeft en een beslissing op dit punt vergt in dit geval – anders dan bijvoorbeeld een beslissing omtrent een internationale verhuizing – geen diepgaand of uitgebreid feitenonderzoek, zoals hierna bij de inhoudelijke beoordeling zal blijken. De rechtbank zal daarom hierna tot inhoudelijke beoordeling van het verzoek overgaan.
Met betrekking tot het verzoek vervangende toestemming tot verhuizing van [minderjarige] van Uruguay naar Nederland overweegt de rechtbank ten aanzien van de rechtsmacht als volgt.
De rechtbank is op dit punt van oordeel dat het bepaalde in artikel 5 Rv niet tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan leiden. Anders dan met betrekking tot het belang bij het verkrijgen van een paspoort, acht de rechtbank acht zich onvoldoende in staat om te beoordelen of een verhuizing van [minderjarige] van Uruguay naar Nederland in het belang van [minderjarige] is. Er is immers niets bekend over de sociale en familiale omgeving van [minderjarige] in Uruguay . De rechtbank kan niet beoordelen wat het voor [minderjarige] betekent wanneer zij met haar moeder naar Nederland verhuist en daarmee mogelijk wordt weggehaald uit een haar vertrouwde familiale en sociale omgeving. De Nederlandse rechter heeft ook geen mogelijkheden om daar een onderzoek naar te laten verrichten.
Op grond van artikel 9 Rv kan, indien de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt op grond van de artikelen 2 tot en met 8 Rv, niettemin rechtsmacht worden aangenomen indien onder meer een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt (lid b). De moeder heeft hierover niets gesteld en op de zitting heeft de advocaat hierop ook geen toelichting kunnen geven. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet voldaan aan het bepaalde in artikel 9 aanhef sub b Rv. Daarom zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren om het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing in behandeling te nemen.
Inhoudelijke beoordeling vervangende toestemming reisdocument
De moeder voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat zij na herhaaldelijke pogingen geen contact krijgt met de vader. De moeder gaat er daarom vanuit dat de vader weigert zijn toestemming te verlenen voor het aanvragen van een eigen reisdocument voor [minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Ingevolge het vijfde lid van artikel 34 van de Paspoortwet geeft de rechter onder meer in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank zal, nu de beproeving van een vergelijk tussen de ouders niet mogelijk is gebleken omdat de vader niet op de zitting is verschenen, de door de moeder verzochte vervangende toestemming op grond van artikel 34, tweede lid, Paspoortwet beoordelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft en haar vader in Nederland woont. Ondanks dat er momenteel geen contact is, moet zij wel in staat zijn haar vader in Nederland te bezoeken. Het Nederlandse reisdocument heeft ook te gelden als identificatiebewijs. Zoals hiervoor al overwogen valt niet in te zien dat [minderjarige] geen belang zou hebben bij een Nederlands reisdocument. De rechtbank wijst het verzoek daarom toe.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument van de minderjarige over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats01] ;
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing naar Nederland;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2023.