ECLI:NL:RBDHA:2023:3650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/4065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in omgevingsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning. Eiseres, woonachtig tegenover de locatie van het bouwproject, vreesde dat er dakopbouwen zonder set-back zouden worden gerealiseerd. Echter, de rechtbank oordeelde dat het bestemmingsplan deze dakopbouwen al toestaat, waardoor er geen sprake was van procesbelang. Eiseres had haar bezwaren geuit over de wijze waarop de gemeente met de belangen van omwonenden omgaat, maar de rechtbank oordeelde dat deze principiële klachten onvoldoende waren om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, in aanwezigheid van griffier mr. M. Klaus.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4065 WABO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: R.A.E. Schütte,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: T. [A].
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
De Koninklijke Haagse Woningvereniging van 1854, uit Den Haag, de vergunninghouder
gemachtigde: mr. T.J.J. Slegers.

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 3 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit – conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften – ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De vergunninghouder heeft een zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres, verweerder vertegenwoordigd door de heer [A] en de heer [B], en de gemachtigde van vergunninghouder, alsmede de directeur en de bouwcommissaris van de woningvereniging.

Beslissing

De rechtbank
- De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Het bouwplan ziet op de transformatie van de voormalige monumentale haardenfabriek naar starterswoningen. De voorgevel en kapconstructie van de bebouwing aan de Fahrenheitstraat en een deel van de sheddaken van de achterliggende fabriekshal blijven behouden. Aan de [adres] is de voormalige dienstwoning gesloopt en is het plan grotendeels gerealiseerd.
2. In geding is de omgevingsvergunning die aan de activiteiten ten grondslag ligt. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit waarbij de omgevingsvergunning is verleend gehandhaafd.
3. Eiseres heeft in beroep gronden aangevoerd tegen de nieuwbouw naast de woning aan de [adres] [nummer]. Eiseres woont tegenover deze locatie. Eiseres voert aan dat zij als omwonende nimmer betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beslissing waarbij zij belanghebbend is. Eiseres betoogt verder dat verweerder kennelijk ten onrechte de parkeerbehoefte als gevolg van de bebouwing aan de [adres] buiten beschouwing heeft gehouden. Eiseres is voorts van mening dat verweerder ten onrechte een ontheffing van de bestemmingsplanvoorschriften ter zake de geldende bouwhoogte heeft verleend. Ten slotte stelt eiseres dat verweerder een onzorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.
4. Ter zitting is zijdens eiseres desgevraagd haar procesbelang toegelicht.
4.1
Eiseres heeft ten eerste gesteld dat zij niet de afbraak van het inmiddels gebouwde voorstaat, zij het mogelijk wel de dakopbouw, nu van deze dakopbouw precedentwerking uitgaat. Immers, het bouwplan voorziet in een dakopbouw tot aan de voorgevel, terwijl het bestemmingsplan een zogeheten
set-backof terugliggende plaatsing van een dakopbouw vereist. Als nu in het voorliggende bouwplan deze terugliggende plaatsing niet wordt aangehouden, zullen nieuwe dakopbouwen in lijn hiermee, zonder
set-back, worden gerealiseerd, aldus eiseres. Dit betekent dat de straat als geheel een benauwende beleving en minder zon krijgt.
4.2
Eiseres heeft voorts haar beklag gedaan over de wijze waarop verweerder in deze procedure, maar ook bij andere ruimtelijke ontwikkelingen in de wijk, de regels naar eigen inzicht buigt en de rechtszekerheid van bewoners op het tweede plan stelt.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De rechtbank constateert dat ter zitting is gebleken dat het bestemmingsplan aan de [adres] inderdaad een bepaling kent om bij de realisatie van een dakopbouw een terugliggende plaatsing aan te houden. Echter, dit betreft de zijde met de oneven nummers; de zijde waar de woning van eiseres is gelegen. Ten aanzien van de huizenrij gelegen tegenover de woning van eiseres, waar het bouwplan is gelegen, bestaat geen verplichting tot het aanhouden van een terugliggende plaatsing. Dit betekent dat het bestemmingsplan datgene wat eiseres vreest – dakopbouwen zonder
set-back– reeds mogelijk maakt en dat in zoverre van het voorliggende vergunde bouwplan geen precedentwerking uitgaat. Zijdens eiseres is dit ter zitting bevestigd. De rechtbank acht in dat opzicht dan ook geen procesbelang aanwezig.
5.2
De rechtbank overweegt voorts dat de algemene onvrede en het wantrouwen van eiseres over de wijze waarop naar haar mening met de belangen van burgers / omwonenden wordt omgegaan, waarvan het proces van totstandkoming van de voorliggende omgevingsvergunning volgens eiseres een voorbeeld is, een weinig concreet bepaalde en vooral principiële klacht behelst. Dat eiseres op dit punt een principiële uitspraak richting verweerder wenst is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor procesbelang in deze procedure.
6 De rechtbank concludeert dat het procesbelang van eiseres inmiddels ontbreekt. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2023 door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.