ECLI:NL:RBDHA:2023:3626
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne
In deze zaak heeft eiser, een Russische nationaliteit houder, op 28 juli 2020 een tweede aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 27 juni 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 4 mei 2022 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat op dat moment de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling prematuur en niet geldig. Dit betekent dat zonder een geldige ingebrekestelling er geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne valt, waardoor hij verblijfsrecht in Nederland heeft gekregen tot het einde van de duur van deze richtlijn, die is verlengd tot 4 maart 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.