ECLI:NL:RBDHA:2023:3626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
NL22.12077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne

In deze zaak heeft eiser, een Russische nationaliteit houder, op 28 juli 2020 een tweede aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 27 juni 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 4 mei 2022 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat op dat moment de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling prematuur en niet geldig. Dit betekent dat zonder een geldige ingebrekestelling er geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne valt, waardoor hij verblijfsrecht in Nederland heeft gekregen tot het einde van de duur van deze richtlijn, die is verlengd tot 4 maart 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12077

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Tadema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: B. Asadoella).

Procesverloop

Eiser heeft op 28 juli 2020 een tweede aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 4 mei 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 27 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft op 18 oktober 2022 verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 43, eerste lid van de Vw kan de termijn bedoeld in artikel 42, eerste lid, worden verlengd tot ten hoogste 21 maanden, indien naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in het land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist op de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 Vw kan worden ingewilligd.
5. Met ingang van 4 maart 2022 heeft verweerder ten aanzien van vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne besloten tot het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. In artikel 1 van dit besluit is bepaald dat het besluit- en vertrekmoratorium wordt ingesteld met de ingang van de dag van inwerkingtreding van het besluit en voor de duur van zes maanden. Op grond van artikel 2 van dit besluit is de beslistermijn verlengd met een jaar voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne, die een aanvraag indienen of hebben ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eiser heeft niet gesteld dat het besluit- en vertrekmoratorium niet op hem van toepassing is en dat is ook niet gebleken.
6. Daarnaast heeft verweerder bij brief van 14 oktober 2022 eiser op de hoogte gebracht dat hij onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne (2001/55 EG) valt. Hiermee heeft eiser verblijfsrecht in Nederland gekregen tot het einde van de duur van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Deze Richtlijn is inmiddels verlengd tot 4 maart 2024. De beslistermijn van de aanvraag loopt dus nog tot en met deze datum.
7. De ingebrekestelling is door eiser ingediend op 4 mei 2022. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn dus nog niet verstreken. De ingebrekestelling van eiser is daarmee prematuur ingediend en is niet geldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend.
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H, de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.