ECLI:NL:RBDHA:2023:3624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig relaas en zorgvuldigheidsgebrek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Tunesische vrouw, haar asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres stelde dat zij slachtoffer was van een treinongeluk en dat zij als gevolg daarvan gehandicapt was geraakt. Tevens voerde zij aan dat zij bedreigd werd door haar voormalige advocaat en de Tunesische autoriteiten, en dat zij geen toegang had tot medische zorg in Tunesië. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig achtte, maar de problemen met de advocaat en de Tunesische staat niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond dat er sprake was van een zorgvuldigheidsgebrek in de procedure, omdat de staatssecretaris niet had gewacht op vertalingen van belangrijke documenten die door eiseres waren ingediend. Dit gebrek kon echter worden gepasseerd omdat eiseres niet in haar belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat Tunesië voor haar persoonlijk onveilig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1267

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 10 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te hebben. Op 10 oktober 2022 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. In 2010 is eiseres slachtoffer geworden van een treinongeluk. Zij heeft een maand in coma gelegen en is deels verlamd geraakt. Hierna heeft zij een rechtszaak aangespannen tegen het nationale spoorwegenbedrijf van Tunesië om een schadevergoeding te verkrijgen. Deze schadevergoeding is toegekend aan eiseres, maar zij heeft deze nooit ontvangen omdat het geld aan haar advocaat en het staatsbedrijf zelf is uitgekeerd. Eiseres heeft haar advocaat daarmee geconfronteerd en haar aangeklaagd. Eiseres heeft tweemaal op televisie haar verhaal gedaan om haar geld alsnog te ontvangen. Ook heeft zij zich daarbij beklaagd over het feit dat zij als gehandicapt persoon niet de rechten krijgt waar zij aanspraak op maakt. Eiseres krijgt namelijk ook geen medische behandelingen meer en ook haar gehandicaptenuitkering is haar ontzegd. Eiseres heeft meer dan veertig keer een aanvraag ingediend voor medische behandelingen, maar deze worden steeds afgewezen. Eiseres heeft daar ook meer dan veertig klachten over ingediend. Eiseres is meerdere malen bedreigd door de advocaat, de broers en zussen van de advocaat, de Tunesische orde van advocaten en vertegenwoordigers van de Tunesische overheid. Eiseres vreest dat getracht wordt om haar het zwijgen op te leggen door haar op basis van een valse aanklacht te vervolgen waardoor zij in de gevangenisstraf zal belanden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder acht geloofwaardig dat eiseres het slachtoffer is geworden van een treinongeluk, daardoor gehandicapt is geraakt en een rechtszaak heeft gevoerd voor een schadevergoeding. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiseres problemen heeft met een advocaat en de Tunesische staat. Ook heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiseres geen recht (meer) heeft op medische zorg in Tunesië. Omdat Tunesië in het algemeen een veilig land van herkomst is en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in haar geval anders is, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid en onder b, van de Vw. [1]
4. Eiseres voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Anders dan verweerder meent, heeft eiseres voldoende concreet verklaard over het onrecht dat haar in Tunesië is aangedaan en door wie zij is bedreigd. De Tunesische autoriteiten hebben diverse mogelijkheden om critici te vervolgen. Ter onderbouwing hiervan wijst eiseres op rapporten van Human Rights Watch en Amnesty International. Eiseres heeft voorts onvoldoende tijd gekregen om documenten te verzamelen en te (laten) vertalen. Hangende het beroep heeft eiseres alsnog een fragment van de Tunesische televisie, twee (vertaalde) vonnissen en een vertaling van een conversatie op Facebook overgelegd. Dat verweerder tijdens het nader gehoor een tolk heeft laten kijken naar de vonnissen die eiseres eerder heeft overgelegd, acht eiseres onzorgvuldig nu een tolk geen vertaler is. Tot slot had verweerder moeten afzien van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod, omdat de asielaanvraag van de verloofde van eiseres in de verlengde asielprocedure wordt behandeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek, gelet op de wijze waarop verweerder heeft gehandeld ten aanzien van de door eiseres overgelegde stukken. Daarbij is allereerst van belang dat verweerder, anders dan zoals is opgenomen in paragraaf 6 van Werkinstructie 2020/5, de door eiseres in de zienswijze aangekondigde vertaling van de stukken niet heeft afgewacht, noch haar een redelijke termijn heeft gegeven om deze alsnog aan te leveren. Verweerder heeft namelijk de dag na de zienswijze het bestreden besluit genomen en daarin overwogen dat het aan eiseres was om stukken eerder in de procedure te overleggen. Verweerder heeft bovendien een tolk naar de onvertaalde vonnissen laten kijken en heeft zich vervolgens op basis van de informatie die deze tolk kennelijk mondeling aan de beslismedewerker van verweerder heeft overgedragen, op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres niet stroken met de inhoud van de overgelegde stukken. De rechtbank acht deze gang van zaken onzorgvuldig. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat de tolk niet als vertaler is geregistreerd. Daar komt bij dat, gelet op de door eiseres in beroep overgelegde vertalingen van de vonnissen door een beëdigde vertaler, de rechtbank verweerder niet volgt in zijn stelling dat de overgelegde vonnissen geen onderbouwing vormen van de stelling van eiseres dat zij een geschil heeft met haar voormalig advocate omdat de schadevergoeding aan de advocate is uitgekeerd. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank namelijk wel degelijk uit de in beroep overgelegde vertalingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder aan dit onderdeel van het bestreden besluit een onjuiste en voor eiseres niet kenbare vertaling door een tolk ten grondslag heeft gelegd. Dit is in strijd met artikel 3:2 van de Awb. [2]
6. Het zorgvuldigheidsgebrek kan echter worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, aangezien eiseres door de handelwijze van verweerder niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiseres, zoals hiervoor is overwogen, in beroep alsnog een vertaling van de stukken door een beëdigde vertaler heeft overgelegd en dat deze vertaling, zoals hierna ook zal blijken, bij de beoordeling van het beroep is betrokken.
Geloofwaardigheid van het relaas
7. Verweerder heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij vage verklaringen heeft afgelegd over de bedreigingen aan haar adres. Zo heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres niet concreet heeft verklaard over de inhoud van de gestelde bedreigingen, door welke personen zij werd bedreigd en waarop zij baseert dat de bedreigingen van haar voormalige advocaat en de Tunesische autoriteiten afkomstig waren. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiseres geen documenten ter onderbouwing van de bedreigingen heeft overgelegd. Hoewel de in beroep overgelegde vertaalde vonnissen onderbouwen dat eiseres een geschil heeft met haar voormalige advocaat, heeft zij hiermee niet onderbouwd dat zij een klacht heeft ingediend tegen deze advocaat en dat zij door haar en haar familieleden dan wel de Tunesische autoriteiten wordt bedreigd.
8. Verweerder heeft eveneens terecht tegengeworpen dat eiseres niet met stukken aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich vaak bij de autoriteiten heeft beklaagd over het niet verkrijgen van een medische behandeling. Ook is niet onderbouwd dat eiseres als gevolg van deze (gestelde) klachten te vrezen heeft voor vervolging. Met het in beroep overgelegde videofragment heeft eiseres een onderbouwing geleverd voor haar stelling dat zij in een televisie-uitzending is verschenen, maar de rechtbank deelt, gelet op de (eveneens overgelegde) vertaling van dit videofragment, niet de conclusie dat eiseres zich daarbij op een zodanige wijze heeft uitgelaten dat de Tunesische autoriteiten dit kunnen aanmerken als kritiek, en wel dusdanig dat eiseres dientengevolge voor repercussies moet vrezen. De stelling dat eiseres mogelijk wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf op grond van een valse beschuldiging is gebaseerd op een vermoeden. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiseres daar met de overgelegde vertaling van een conversatie op Facebook, geen onderbouwing voor heeft geleverd. Deze conversatie geeft immers geen blijk geeft van concrete bedreigingen aan het adres van eiseres.
9. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.

Veilig land van herkomst

10. Tunesië is aangewezen als veilig land van herkomst. Bij de meest recente herbeoordeling is besloten deze aanwijzing voort te zetten. [3] Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat Tunesië inmiddels in het algemeen niet meer kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, wordt dit niet gevolgd nu eiseres dit standpunt niet heeft onderbouwd. Dit betekent dat eiseres aannemelijk moet maken dat Tunesië voor haar persoonlijk niet veilig is. Nu de door haar gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden, is zij daar niet in geslaagd. De asielaanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30b, eerste lid en onder b, van de Vw.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
11. Nu verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, is terecht een terugkeerbesluit tegen eiseres uitgevaardigd. Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw heeft verweerder een vertrektermijn aan eiseres kunnen onthouden. Daarnaast heeft verweerder, gelet op artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, terecht een inreisverbod tegen eiseres uitgevaardigd. De stelling van eiseres dat verweerder van het uitvaardigen hiervan af had moeten zien vanwege de omstandigheid dat de asielaanvraag van haar verloofde momenteel in de verlengde asielprocedure wordt behandeld, wordt niet gevolgd nu eiseres eerder tijdens het gehoor heeft verklaard dat de verloving was afgebroken en zij niet heeft onderbouwd dat (toch weer) sprake is van een relatie.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Kamerstukken II 2020-2021, 19637, nr. 2726 van 6 mei 2021.