Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, een geheimhoudingsbeslissing genomen in de zaak van een vreemdeling die een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen op basis van een individueel ambtsbericht van de AIVD, waarin werd gesteld dat de vreemdeling een gevaar voor de nationale veiligheid vormt. De minister van Binnenlandse Zaken had verzocht om beperking van de kennisneming van de onderliggende stukken van dit ambtsbericht, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank moest beoordelen of de weigering van kennisneming gerechtvaardigd was, waarbij de belangen van de nationale veiligheid en de procespositie van de partijen in overweging werden genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zijn verzoek om beperkte kennisneming heeft gemotiveerd met het belang van de nationale veiligheid. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de rechtspraak van het Hof van Justitie, die stelt dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd kan zijn als bekendmaking van gegevens de nationale veiligheid kan schaden. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat eiser en zijn gemachtigde op zijn minst in kennis moeten worden gesteld van de kern van de gronden waarop het besluit is gebaseerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de beperking van de kennisneming van de bijlagen 10 en 11 niet gerechtvaardigd is, terwijl het verzoek tot beperking van de kennisneming van de overige vertrouwelijke onderliggende stukken is toegewezen. Deze beslissing is genomen door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier R.P.H. Evers. Tegen deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld voordat het (eventuele) hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak is ingediend.