ECLI:NL:RBDHA:2023:3551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiseres van Chinese nationaliteit. De eiseres had op 8 februari 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke maatregel op 16 februari 2023 werd opgeheven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn bestreden en dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de Staatssecretaris onvoldoende inspanningen heeft verricht om de duur van de maatregel te verkorten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is geweest van een onrechtmatige detentie, aangezien de maatregel van bewaring niet langer heeft geduurd dan redelijkerwijs nodig was voor de administratieve procedures die voorafgingen aan de overdracht van eiseres aan de Duitse autoriteiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter D. Verduijn en is openbaar gemaakt op 10 maart 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4050
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 16 februari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Chinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1969] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt vast dat de gronden van de maatregel niet zijn bestreden.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder tijdens de strafrechtelijke detentie onvoldoende inspanningen heeft verricht om de duur van de maatregel zo kort mogelijk te houden of geheel achterwege te kunnen laten.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres op 8 februari 2023 is ontslagen uit voorlopige hechtenis en dat op de detentiestaat van eiseres als einddatum van de detentie is vermeld 28 maart 2023. De rechtbank leidt hieruit af dat er geen sprake is geweest van een strafrechtelijke detentie met een vastgestelde einddatum, waarop verweerder heeft kunnen anticiperen voor wat betreft de feitelijke overdracht van eiseres. In dergelijke gevallen is er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 geen sprake van een zogenoemde inspanningsverplichting van verweerder om tijdens de strafrechtelijke detentie al inspanningen te verrichten om een daaropvolgende maatregel van bewaring zo kort mogelijk te laten duren. Dat op 10 januari 2023 een M122 aan eiseres is uitgereikt, maakt dat niet anders. Hierom is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een schending van de zogenoemde inspanningsverplichting. Verweerder heeft overigens tijdens de strafrechtelijke detentie op 30 januari 2023 een overnameverzoek aan de Duitse autoriteiten gericht en op 2 februari 2023 is een claimakkoord ontvangen, waarop verweerder op diezelfde datum een overdrachtsbesluit heeft genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder de overdrachtsprocedure onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen.
7. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van eiseres negen dagen heeft geduurd voordat zij is overgedragen aan Duitsland. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de tijd die redelijkerwijs nodig is om de vereiste administratieve procedures zorgvuldig af te ronden totdat de overdracht is uitgevoerd, niet overschreden. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken dat deze periode in dit geval te lang is geweest. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:17

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.