ECLI:NL:RBDHA:2023:3546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarin Duitsland als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat hij eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 maart 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat hij misleid is door de Duitse autoriteiten en dat zijn vingerafdrukken enkel voor strafrechtelijke doeleinden zijn afgenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de verplichting tot registratie van illegale vreemdelingen onder de Eurodacverordening niet in strijd is met de verdragsverplichtingen van Duitsland. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij niet in Duitsland kan klagen over de vermeende onrechtmatigheden.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de stelling van eiser dat Duitsland een racistisch land is en dat hij zijn kinderen een betere toekomst wil bieden, niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser en dat er geen aanleiding is om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.