In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Guinese eiser, die vreesde voor vervolging na deelname aan een politieke manifestatie in 2009. De eiser, die stelt dat hij op 28 september 2009 aanwezig was bij deze manifestatie in Conakry, heeft aangevoerd dat hij moest vluchten voor geweld van regeringstroepen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als ongegrond, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen.
Tijdens de zitting op 3 maart 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat de verklaringen van de eiser niet aannemelijk maken dat hij bij terugkeer naar Guinee een reëel risico loopt op ernstige schade of vervolging. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bekend was bij de Guinese autoriteiten als deelnemer aan de manifestatie, en dat de slechte behandeling door zijn oom niet onder de vervolgingsgronden valt zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank heeft de asielaanvraag van de eiser afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.