ECLI:NL:RBDHA:2023:3506
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor uitvoering kinderopvangtoeslag en aantal opvanguren in 2011
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de compensatie voor de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Eiseres, die in de periode van 2011 tot en met 2014 nadelige gevolgen heeft ondervonden van het handelen van de Belastingdienst, heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst waarin het compensatiebedrag werd vastgesteld. Eiseres ontving aanvankelijk een compensatie van € 51.035,-, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd met € 8.264,-. Eiseres betoogde dat zij meer opvanguren had afgenomen dan de Belastingdienst aannam, en dat de jaaropgave van het gastouderbureau onjuist was, omdat dit bureau veroordeeld was voor fraude.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat eiseres meer dan 690 opvanguren had afgenomen in 2011, en dat de terugvordering van € 6.250,- terecht was. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst op basis van de door eiseres verstrekte informatie de kinderopvangtoeslag correct had vastgesteld. Eiseres had niet aangetoond dat de gegevens die zij had verstrekt onjuist waren, en haar stellingen over haar werk- en opvangsituatie waren onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Belastingdienst geen proceskosten hoefde te vergoeden aan eiseres.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om haar claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral in het licht van de eerdere informatie die zij zelf had verstrekt. De rechtbank heeft de regels omtrent de compensatieregelingen in het kader van de kinderopvangtoeslag en de relevante wetgeving in haar overwegingen betrokken.