ECLI:NL:RBDHA:2023:3487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/09/627876 / HA ZA 22-330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mededelingsplicht bij arbeidsongeschiktheidsverzekering en gevolgen van onjuiste informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en AEGON Schadeverzekering N.V. over een arbeidsongeschiktheidsverzekering. [eiser01] had een aanvraag voor deze verzekering ingediend, maar had bij het invullen van de gezondheidsverklaring niet alle relevante medische informatie verstrekt. AEGON heeft de verzekering beëindigd en vorderde terugbetaling van eerder uitgekeerde uitkeringen, omdat zij stelde dat zij de aanvraag niet zou hebben geaccepteerd als zij op de hoogte was geweest van de volledige medische geschiedenis van [eiser01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser01] de mededelingsplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn verhoogde bloeddruk en suikerziekte. De rechtbank oordeelde dat AEGON, als redelijk handelend verzekeraar, de aanvraag zou hebben afgewezen bij kennis van de ware stand van zaken. Hierdoor heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser01] afgewezen en de vordering van AEGON tot terugbetaling van de uitkeringen toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/627876 / HA ZA 22-330
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
[eiser01]te [plaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. A. Koert te Rotterdam,
tegen
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. G.A. van Essen te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser01] en Aegon genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 31 maart 2022, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het tussenvonnis van deze rechtbank van 23 november 2022, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte overlegging producties van Aegon, met productie 9.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 januari 2023. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] , geboren op [geboortedatum01] 1958, was werkzaam als zelfstandig bedrijfsadviseur.
2.2.
Op 2 november 2012 heeft [eiser01] een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de verzekering) bij Aegon ingediend. [eiser01] heeft ten behoeve van deze aanvraag ook een gezondheidsverklaring ingevuld.
2.3.
In de inleiding van de gezondheidsverklaring is onder meer het volgende vermeld:
Vul alle vragen goed in
Dat is belangrijk. En dat bent u verplicht. Daarmee voorkomt u bijvoorbeeld dat:
-
AEGON de verzekering in de toekomst stopt;
(…)
Noem al uw klachten. Ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn. Of als u niet bij een dokter bent geweest.”
2.4.
Bij de in de gezondheidsverklaring gevraagde persoonlijke informatie (onder 2) heeft [eiser01] vermeld dat hij 176 cm lang is en 95 kilo weegt. Verder heeft [eiser01] vermeld dat hij vanaf zijn twintigste jaar circa vijf tot tien shagjes per dag rookt.
2.5.
Onder 3 van de gezondheidsverklaring zijn vragen opgenomen over de gezondheidstoestand van [eiser01] . Hierbij is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Heeft u een of meer van de volgende aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken? Of heeft u deze gehad? Kruis dan het hokje voor de letter aan.
Let op!
Kruis ook Ja aan als u:
-
bij een huisarts, hulpverlener of arts bent geweest. Of als u deze heeft gebeld;
(…)
  • nog medicijnen gebruikt. Of medicijnen heeft gebruikt;
  • nog onder controle staat.”
2.6.
[eiser01] heeft geen van de onder 3 in de gezondheidsverklaring genoemde aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken (waaronder verhoogde bloeddruk (genoemd onder C) en suikerziekte (genoemd onder D)) aangevinkt.
2.7.
Aan het slot van de gezondheidsverklaring is onder meer opgenomen:
“U verklaart het volgende:
(…)

U heeft alle vragen beantwoord. Uw antwoorden kloppen. (…) Daarmee voorkomt u dat de rechten uit deze overeenkomst kunnen vervallen.”
2.8.
Omdat [eiser01] de slotvraag onder 3 van de gezondheidsverklaring, namelijk of hij “Ja” had aangekruist bij een of meer vragen, niet had beantwoord, heeft Aegon [eiser01] gevraagd om deze vraag alsnog te beantwoorden. [eiser01] heeft dit gedaan op 26 november 2012 door “Nee” aan te kruisen.
2.9.
De verzekering is per 14 december 2012 afgesloten onder polisnummer [nummer01] met een verzekerd jaarbedrag van € 56.669.
2.10.
Op 29 november 2019 is [eiser01] uitgevallen voor zijn werk als gevolg van een TIA/CVA. [eiser01] is in verband hiermee geopereerd op 10 december 2019.
2.11.
[eiser01] heeft in verband met de onder 2.10 genoemde arbeidsongeschiktheid bij Aegon een verzoek tot uitkering onder de verzekering gedaan. Aegon is per januari 2020 op basis van 100% arbeidsongeschiktheid tot uitkering aan [eiser01] overgegaan.
2.12.
In januari 2020 is [eiser01] door het ziekenhuis geïnformeerd dat er bij toeval iets in zijn longen was ontdekt. In maart 2020 bleek dat dit een longtumor was. [eiser01] heeft in verband hiermee op 23 maart 2020 een ingreep ondergaan. Daarna heeft hij een periode moeten herstellen, waardoor hij nog altijd niet kon werken.
2.13.
Aegon heeft [eiser01] bij brief van 4 mei 2020 laten weten dat onderzoek zal worden gedaan naar de gezondheidsklachten van [eiser01] vóór de ingangsdatum van de verzekering, omdat uit medisch advies was gebleken dat [eiser01] “oude” klachten niet heeft gemeld in de gezondheidsverklaring. [eiser01] is hierbij gewezen op de mogelijke gevolgen hiervan voor zijn verzekering en uitkering.
2.14.
In de aanvullende gezondheidsverklaring van 27 april 2020 is onder meer het volgende opgenomen:
VERHOOGDE BLOEDDRUKWAARDEN vóór 14-12-2012
(…)
1.
Sinds wanneer bent u bekend met verhoogde bloeddruk?
Vóór 2012 was mij niks bekend, ik ben wel eens naar de huisarts geweest maar dat is veel eerder geweest (zie brief van dokter [naam01] ).
2.
Had u klachten van verhoogde bloeddruk, zo ja welke?
Had wat last in 2006. Maar dat is toen opgelost.”
2.15.
Aegon heeft vervolgens aan de huisarts van [eiser01] ( [naam01] ) nadere vragen gesteld. De huisarts heeft deze vragen op 30 juni 2020, voor zover hier van belang, als volgt beantwoord:
“Hypertensie werd geconstateerd op 5/4/2006. Later op 5/9 en op 11/10/2006.
Ingangsklacht was opgezette voeten en onderrugpijn.
Lab van 6 april was geheel binnen de norm (…) Gestart werd met Hydrochloorthiazide 25 mg en mede beweegadvies ivm overgewicht.
Waarschijnlijk zijn de opgezette voeten in de loop van 2006 verdwenen en is de medicatie gestopt (laatste recept oktober 2006)
In 2012 vindt herstart plaats van de behandeling van zijn hypertensie: eerst Enalapril 10 mg (23/7) later 20 mg (3/8) en daarna gecombineerd met HCTZ 12,5 mg (13/8)
Uiteindelijk is op 27/8 nog Amlodipine 5 toegevoegd
Diagnose: Primaire hypertensie.
Waardes van zijn bloeddruk achtereenvolgens: 185/100 (5/4/2006); 155/110 (11/10/2006);
Daarna 2012: 210/115 (23/7); 200/120 (3/8); 195/120 (13/8) en 180/115 (27/8)”
2.16.
[eiser01] heeft vervolgens op 5 september 2020 op verzoek van Aegon een tweede aanvullende gezondheidsverklaring ingevuld. Deze verklaring had betrekking op suikerziekte in de periode vóór 14 december 2012. In deze verklaring heeft [eiser01] te kennen gegeven dat een behandeling met een dieet is besproken met de diëtiste in augustus 2012.
2.17.
Aegon heeft op 16 november 2020 nadere informatie van de huisarts van [eiser01] ontvangen. In deze informatie is onder meer het volgende vermeld:
“Diagnose Diabetes Mellitus is hier gesteld op 13/8/2012.
Hij is op die dag gezien door onze POH en kreeg uitleg over het ziektebeeld. Advies: dietiste.
Dit is hij vergeten, want hij heeft zijn verwijsbrief niet opgehaald. Klachten had hij niet. (…)
Het ingezette lab toonde een verhoogde bloedsuiker van 7,7 met een normale nierfunctie. (31/7/12)
Week later weer geprikt met HbA1c en toen had hij een Glu N vam 8,1 (tot 6,4 Normaal waarde) met een Hba1c van 53 (20-42 normaal waarde). Hierna dus bij de POH op 13/8
23/11 kwam hij retour bij de POH en heeft alsnog een afspraak bij de dietiste gemaakt.
Waarschijnlijk omdat hij voor zijn hypertensie wel behandeld werd en voor zijn DM een verwijzing naar de dietiste kreeg, is bij hem het accent gebleven op zijn bloeddruk en heeft hij zijn DM niet opgepakt.
Ik kan deze lacune niet anders verklaren.”
2.18.
In het medisch advies van de medisch adviseur van Aegon ( [naam02] ) van 25 november 2020 is onder meer het volgende opgenomen:
“Dus
  • Vanaf 23 juli 2012 behandeld voor verhoogde bloeddruk
  • Op 13-08-2012 diagnose Diabetes Mellitus gesteld
  • Op 23-11-2012 retour POH en werd afspraak voor de dietiste gemaakt
De gezondheidsproblematiek heeft zich duidelijk vóór invullen gezondheidsverklaring en dus ook vóór ingangsdatum van de polis voorgedaan.
De combinatie van een op dat moment onbehandelde hypertensie, geconstateerde Diabetes Mellitus type II, overgewicht en forse rookgewoonte (reeds 34 jaar) zou geleid hebben tot het medisch advies AFWIJZEN. Dit in verband met het verhoogde risico op o.a. hart- en vaatziekten en daarmee het verhoogde risico op arbeidsongeschiktheid.”
2.19.
Bij brief van 22 januari 2021 heeft Aegon [eiser01] , voor zover hier van belang, het volgende bericht:
Wij doen een beroep op de mededelingsplicht
Na onderzoek concluderen wij dat u ons bij de aanvraag van de verzekering niet volledig heeft geïnformeerd. Daardoor konden wij het risico niet goed beoordelen. Dit leg ik hieronder nader uit.
(…)
Wij hadden uw verzekeringsaanvraag niet geaccepteerd
Uit het onderzoek is gebleken dat er bij kennis van de ware stand van zaken in het geheel geen arbeidsongeschiktheidsverzekering zou zijn afgesloten. De combinatie van reeds de voor de ingangsdatum bestaande klachten en uw verzekerd beroep zou tot een onaanvaardbaar risico hebben geleid. Derhalve wordt uw verzekering per directe beëindiging en moet u de eerder ontvangen uitkeringen terugbetalen.”
2.20.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft Aegon [eiser01] laten weten dat hij een bedrag van € 58.745,89 moet terugbetalen in verband met de uitkeringen die Aegon onder de verzekering aan hem heeft betaald.
2.21.
Op 26 mei 2021 heeft [eiser01] , onder verwijzing naar een medisch advies van 17 mei 2021 van onafhankelijk medisch adviesbureau Triage Consult (hierna: Triage), aan Aegon te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de beslissing van Aegon. [eiser01] is daarom niet tot terugbetaling van de ontvangen uitkeringen overgegaan en heeft op 3 september 2021 een directieklacht tegen Aegon ingediend. Naar aanleiding van deze klacht heeft Aegon de casus van [eiser01] (geaninomiseerd) ter beoordeling voorgelegd aan extern medisch adviseur Helm Medisch Advies. Na ontvangst van dit medisch advies van 31 oktober 2021 heeft Aegon op 15 december 2021 aan [eiser01] laten weten dat zij haar eerdere standpunt handhaaft.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser01] vordert – samengevat en naar de rechtbank begrijpt – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Aegon geen geslaagd beroep op artikel 7:928-930 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toekomt;
Aegon veroordeelt de verzekeringsovereenkomst met [eiser01] (met terugwerkende kracht) voort te zetten en het uitkeringstraject onder de verzekeringsovereenkomst te hervatten (met een uitsluiting voor hart- en vaatziekten), vermeerderd met wettelijke rente;
Aegon veroordeelt tot vergoeding aan [eiser01] van de buitengerechtelijke incassokosten conform de toepasselijke staffel, vermeerderd met wettelijke rente;
Aegon veroordeelt tot vergoeding aan [eiser01] van de kosten van Triage ten bedrage van € 967,50, vermeerderd met wettelijke rente;
Aegon veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Van schending van de mededelingsplicht is geen sprake. De verhoogde bloeddruk uit 2006 was ten tijde van de verzekeringsaanvraag namelijk opgelost en van de diagnose suikerziekte was hij zich toen niet bewust. Als de rechtbank zou menen dat [eiser01] de verhoogde bloeddruk en suikerziekte bij het aangaan van de verzekering had moeten melden, dan geldt dat Aegon, als redelijk handelend verzekeraar, de verzekeringsaanvraag ook met de wetenschap van de niet gemelde aandoeningen zou hebben geaccepteerd (eventueel met een uitsluiting voor hart- en vaatziekten). Aegon is daarom gehouden om de verzekeringsovereenkomst met [eiser01] met terugwerkende kracht voort te zetten en voor wat betreft de arbeidsongeschiktheid als gevolg van de longaandoening tot volledige uitkering over te gaan.
3.3.
Aegon voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Aegon vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser01] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 58.745,89, vermeerderd met wettelijke rente;
[eiser01] veroordeelt tot betaling van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.362,46;
[eiser01] veroordeelt in de kosten van de procedure inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.6.
Aegon legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser01] de op hem rustende mededelingsplicht heeft geschonden door bij de verzekeringsaanvraag niet te vermelden dat hij een verhoogde bloeddruk en suikerziekte heeft (gehad), ondanks dat daar duidelijk naar is gevraagd. Als Aegon ten tijde van de aanvraag kennis had gehad van de ware stand van zaken, dan zou zij de aanvraag hebben afgewezen. Aegon vordert dan ook terugbetaling van de uitkeringen die zij aan [eiser01] heeft gedaan, aangezien die onverschuldigd zijn betaald.
3.7.
[eiser01] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen in conventie en in reconventie, gelet op hun onderlinge samenhang, gezamenlijk behandelen.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen is of Aegon terecht is overgegaan tot beëindiging van de verzekering en of Aegon terecht heeft gevraagd om terugbetaling van de aan [eiser01] uitgekeerde bedragen.
Is sprake van verzwijging?
4.3.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of [eiser01] de mededelingsplicht die op grond van artikel 7:928 lid 1 BW op hem rustte heeft geschonden, door bij de aanvraag van de verzekering niet te melden dat hij een verhoogde bloeddruk en suikerziekte heeft (gehad).
4.4.
Aangezien de verzekering is afgesloten aan de hand van een door Aegon opgestelde vragenlijst (de gezondheidsverklaring), staat vast dat [eiser01] de in die gezondheidsverklaring opgenomen vragen (waaronder de vragen of [eiser01] een verhoogde bloeddruk en/of suikerziekte heeft (gehad)) volledig en naar waarheid moest invullen (zie ook onder 2.3, 2.5 en 2.7). In deze zaak is alleen in geschil of aan het zogenoemde kennisvereiste is voldaan. Het kennisvereiste houdt in dat de mededelingsplicht alleen feiten betreft die de verzekeringnemer kent of behoort te kennen. Hierbij moet worden uitgegaan van een behoorlijk en zorgvuldig verzekeringnemer en alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen.
Verhoogde bloeddruk
4.5.
Uit de informatie van de huisarts van [eiser01] van 30 juni 2020 (zie onder 2.15) blijkt dat in 2006 driemaal een verhoogde bloeddruk bij [eiser01] is gemeten. [eiser01] heeft dit ook erkend. [eiser01] heeft gesteld dat hij dit niet in de gezondheidsverklaring heeft vermeld, omdat de verhoogde bloeddruk van tijdelijke aard was en op het moment van de verzekeringsaanvraag was opgelost. Uit de informatie van de huisarts blijkt echter dat in 2012 opnieuw (viermaal) verhoogde bloeddrukwaarden zijn gemeten en dat de bloeddruk ondanks de behandeling met (verschillende soorten) medicatie bij de laatste meting op 28 augustus 2012 nog steeds hoog was (180/115). Uit de beschikbare gegevens blijkt dus niet dat de verhoogde bloeddruk ten tijde van de aanvraag van de verzekering op 2 november 2012 was opgelost. Maar ook als in 2012 (uiteindelijk) geen sprake meer zou zijn geweest van een verhoogde bloeddruk, dan had [eiser01] de eerdere verhoogde bloeddruk alsnog moeten vermelden, aangezien in de gezondheidsverklaring ook naar klachten uit het verleden is gevraagd. [eiser01] heeft verder nog gesteld dat hij zijn verhoogde bloeddruk niet heeft gemeld omdat dit volgens zijn huisarts niet nodig was, maar dit verkeerde advies komt in de verhouding met Aegon wel voor risico van [eiser01] .
Suikerziekte
4.6.
Wat betreft de suikerziekte blijkt uit de informatie van de huisarts van [eiser01] van 16 november 2020 (zie onder 2.17) dat de diagnose Diabetes Mellitus bij de huisarts is gesteld op 13 augustus 2012. [eiser01] is op die dag gezien door de praktijkondersteuner, die uitleg over het ziektebeeld heeft gegeven en [eiser01] heeft geadviseerd naar een diëtiste te gaan. Hiervoor is ook een verwijsbrief opgesteld. [eiser01] heeft gesteld dat hij zich niet van de diagnose suikerziekte bewust is geweest. Hij had in 2012 geen klachten door de suikerziekte en slikte hier geen medicijnen voor. Gelet op de informatie van de huisarts kan wel worden aangenomen dat [eiser01] aanvankelijk niet van de diagnose suikerziekte doordrongen was omdat de verhoogde bloeddruk, waarvoor hij wel werd behandeld, op de voorgrond stond (hij heeft de verwijsbrief in eerste instantie ook niet opgehaald), maar gebleken is dat [eiser01] op 23 november 2012 alsnog het advies van de huisarts heeft opgevolgd en een afspraak bij de diëtiste heeft gemaakt. Dit was drie dagen vóór de definitieve gezondheidsverklaring van 26 november 2012 (zie onder 2.8). Op dat moment was [eiser01] zich dus wel bewust van zijn suikerziekte, althans had hij zich daarvan wel bewust moeten zijn, ook als op 13 augustus 2012 niet met zoveel woorden de term “diabetes” is genoemd.
4.7.
De rechtbank concludeert dat aan het kennisvereiste is voldaan. [eiser01] had zowel de verhoogde bloeddruk (onder C van de gezondheidsverklaring) als de suikerziekte (onder D van de gezondheidsverklaring) moeten melden. Door dit niet te doen heeft [eiser01] de op hem rustende mededelingsplicht geschonden.
Zou Aegon bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering met [eiser01] hebben afgesloten?
4.8.
Vervolgens moet beoordeeld worden of Aegon, zoals zij stelt, bij kennis van de ware stand van zaken over de gezondheidssituatie van [eiser01] geen verzekering met [eiser01] zou hebben afgesloten (artikel 7:929 lid 2 BW). Hierbij is niet het individuele acceptatiebeleid van Aegon bepalend, maar wat een redelijk handelend verzekeraar zou hebben gedaan. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de vraag of Aegon als redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de niet medegedeelde feiten de verzekering niet zou hebben gesloten rusten op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op Aegon. Aegon beroept zich namelijk op de rechtsgevolgen van het niet-nakomen van de mededelingsplicht.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de combinatie van een verhoogde bloeddruk, suikerziekte, overgewicht en roken een verhoogd risico oplevert op hart- en vaatziekten.
Standpunt Aegon
4.10.
Aegon stelt zich op het standpunt dat zij, net als ieder ander redelijk handelend verzekeraar, de aanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen, omdat gelet op de combinatie van factoren sprake was van een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en daarmee op arbeidsongeschiktheid. Zij verwijst in dit verband naar het medisch advies van haar eigen medisch adviseur van 25 november 2020 (zie onder 2.18), waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“De combinatie van een op dat moment onbehandelde hypertensie, geconstateerde Diabetes Mellitus type II, overgewicht en forse rookgewoonte (reeds 34 jaar) zou geleid hebben tot het medisch advies AFWIJZEN. Dit in verband met het verhoogde risico op o.a. hart- en vaatziekten en daarmee het verhoogde risico op arbeidsongeschiktheid.”
4.11.
Aegon verwijst verder naar een medisch advies van [naam03] van Helm Medisch Advies van 31 oktober 2021, waarin is onder meer is vermeld:
“Er was sprake van een zeer hoge bloeddruk, onvoldoende reagerend op drie medicijnen en er was sprake van onbehandelde suikerziekte. Daarbij was sprake van flink overgewicht en roken. Deze combinatie van factoren geeft een sterk verhoogd risico van hartvaatziekten”.
4.12.
Ook heeft Aegon de situatie van [eiser01] voorgelegd aan twee medisch adviseurs van andere verzekeraars (Achmea en ASR). De medisch adviseur van Achmea ( [naam04] ) schrijft het volgende:
“Met de bloeddruk waarden zoals beschreven in 2012 zou [ik] hem hebben afgewezen. Ook zou ik hem hebben afgewezen voor een niet goed ingestelde diabetes. (…) Hij zou beter gereguleerd moeten zijn voor zowel bloeddruk als ook diabetes.”
4.13.
De medisch adviseur van ASR ( [naam05] ) schrijft, voor zover van belang:

Indien verzekerde op zijn GV [gezondheidsverklaring, rb] zou hebben aangegeven dat hij bekend was met hypertensie sinds juli 2012 (en in 2006), dan had ik mede gezien het overgewicht een Klein Gericht Onderzoek laten verrichten […]; dan was het advies: voorlopig afwijzen. Herbeoordeling mogelijk nadat de tensie (na meerdere metingen) gedurende 6 maanden weer genormaliseerd is, ook gezien de voorgeschiedenis in 2006.Indien ik tegelijkertijd op de hoogte was geweest van ook nog een recent vastgestelde diabetes, dan had ik direct (voorlopig) afgewezen. Hier zou ik dan pas weer een voorstel doen indien de bloedsuikers en evt. behandeling van de DM minimaal een jaar adequaat is geweest.”
4.14.
Op grond van deze adviezen heeft Aegon zich op het standpunt gesteld dat zij, als redelijk handelend verzekeraar, de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen.
Standpunt [eiser01]
4.15.
[eiser01] heeft erop gewezen dat verzekeraars bij de beslissing of zij een verzekeringsaanvraag accepteren in het algemeen de zogenoemde “Handleiding medische acceptatie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen” (hierna: de Handleiding) volgen. Als [eiser01] op de gezondheidsverklaring melding zou hebben gemaakt van zijn verhoogde bloeddruk en de geconstateerde suikerziekte, zou zijn aanvraag volgens de Handleiding zijn geaccepteerd, zij het met een clausule voor hart- en vaatziekten. [eiser01] verwijst in dit verband naar een medisch advies van [naam06] van Triage van 17 mei 2021. In dit advies is onder meer opgenomen:
“Een verhoogde bloeddruk vormt een risicofactor voor hart- en vaatziekten, Dit geldt evenzeer voor overgewicht, roken en suikerziekte, waarvan bij cliënt sprake was. Blijkens de ‘gezondheidsverklaring’ was bij cliënt sprake van een lengte van 176 cm bij een gewicht van 95 kg, hetgeen overeenkomt met een BMI van 30,7. In combinatie met de leeftijd van 54 jaar ten tijde van de aanvraag zou dit een premieopslag van 10% geven volgens de ‘Handleiding medische acceptatie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen’. Hypertensie, voor zover aanwezig, zou circa 15% premieopslag geven. Roken is verdisconteerd in de premie net als de leeftijd. In geval van diabetes mellitus type II zou gelet op de andere aanwezige cardiovasculaire risicofactoren een clausule (hart- en vaatziekten) aan de orde zijn volgens de eerdergenoemde Handleiding (paragraaf IV-1). Daarin wordt niet geschreven over afwijzing, behoudens bij een aantal specifieke beroepen waaronder het werk van cliënt als bedrijfsadviseur niet valt. Het is ondergetekende dan ook niet duidelijk waarop de stelling van de verzekeraar is gebaseerd dat de combinatie van het verzekerde beroep van cliënt en reeds vóór de ingangsdatum bestaande klachten tot een onaanvaardbaar risico zou hebben geleid (…)”.
Reactie Aegon
4.16.
Aegon heeft op haar beurt het medisch advies van [naam06] voorgelegd aan haar eigen medisch adviseur. Die wijst er in haar reactie op dat in de inleiding van de Handleiding staat dat clausules voor gegeneraliseerde aandoeningen (bijvoorbeeld uitsluitingen voor hart- en vaatziekten) zo veel mogelijk vermeden moeten worden. Ook wijst zij erop dat de Handleiding bij de aandoening diabetes voorschrijft dat de medisch adviseur moet beschikken over extra informatie (waaronder de vraag of de diabetes goed geregeld is en of sprake is van cardiovasculaire risicofactoren) en dat – als deze gegevens geen afwijkingen of extra verhoogd risico opleveren – acceptatie zonder clausule mogelijk is onder bepaalde voorwaarden. De medisch adviseur schrijft vervolgens:
“De Handleiding geeft vervolgens niet aan welke clausule geadviseerd zou zijn als er wél afwijkingen zijn geconstateerd. De medisch adviseur [ [naam06] , rb] geeft aan een Cls Hart- en Vaatziekten. Dit zou echter in tegenspraak zijn met wat er in de inleiding vermeld staat.”
4.17.
Samengevat: Aegon stelt dat zij de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen. [eiser01] bestrijdt dat, onder verwijzing naar de Handleiding. Aegon stelt daar vervolgens tegenover dat de Handleiding niet voorschrijft welke clausule zou moeten worden opgenomen als er (zoals in het geval van [eiser01] ) wel afwijkingen zijn, terwijl een clausule hart- en vaatziekten tegenstrijdig is aan het advies in de inleiding van de Handleiding.
4.18.
Al met al vindt de rechtbank de onderbouwing van Aegon voldoende. Als gezegd ligt het op haar weg om te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat zij de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen. Het is niet zo dat Aegon aan haar stelplicht en bewijslast heeft voldaan, doordat zij vier adviezen heeft overgelegd en [eiser01] maar één. Het is uiteindelijk de inhoud die overtuigend moet zijn. Dat is hier het geval. De door Aegon geconsulteerde medisch adviseurs komen allen tot de conclusie dat zij de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zouden hebben afgewezen, omdat de combinatie van klachten van [eiser01] een verhoogd risico oplevert op hart- en vaatziekten. Weliswaar kan aan [eiser01] worden toegegeven dat de vraagstelling enigszins gekleurd is geweest, maar dit is onvoldoende reden om deze medisch adviezen als niet objectief of deskundig terzijde te schuiven. [eiser01] stelt, onder verwijzing naar het medisch advies van [naam06] , dat de Handleiding in een andere richting wijst, namelijk acceptatie met een clausule voor hart- en vaatziekten, maar Aegon heeft dat gemotiveerd weersproken. Zij stelt zich onderbouwd op het standpunt dat [eiser01] eraan voorbij gaat dat clausules voor gegeneraliseerde aandoeningen zoals hart- en vaatziekten op grond van de Handleiding zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Daarbij komt dat de Handleiding wél een advies geeft over hoe te handelen als de diabetes in het geval van de aanvrager geen afwijking of verhoogd risico oplevert, maar dat de Handleiding geen acceptatie-advies voorschrijft voor het geval er wél sprake is van een verhoogd risico op uitval. Dat het acceptatiebeleid van Aegon afwijkt van de voorschriften van de Handleiding, zoals [eiser01] heeft gesteld, is daarmee niet gebleken. De rechtbank concludeert dat Aegon haar standpunt dat zij, als redelijk handelend verzekeraar, de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen, voldoende heeft onderbouwd.
4.19.
[eiser01] heeft nog gesteld dat Aegon – als zij de aanvraag van [eiser01] in 2012 zou hebben afgewezen – wellicht op een later moment alsnog een verzekering met [eiser01] zou hebben afgesloten. In dat geval had [eiser01] wel recht gehad op een uitkering in verband met zijn arbeidsongeschiktheid in 2020 en 2021. [eiser01] heeft dit standpunt niet verder onderbouwd, anders dan door te verwijzen naar het advies van de medisch adviseur van ASR (zie onder 4.13), die schrijft dat zij de aanvraag van [eiser01] mogelijk later zou hebben willen accepteren, als de diabetes gedurende minstens een jaar onder controle zou zijn geweest. Deze medisch adviseur is echter de enige die die mogelijkheid oppert, alle andere medisch adviseurs zijn er duidelijk over dat zij de aanvraag van [eiser01] zonder meer zouden hebben afgewezen. Daarmee zijn er onvoldoende aanwijzingen dat Aegon de aanvraag van [eiser01] op een later moment alsnog zou zijn geaccepteerd.
Slotoverwegingen en kosten
4.20.
Omdat voldoende is komen vast te staan dat Aegon – als [eiser01] melding had gemaakt van zijn verhoogde bloeddruk en suikerziekte – de verzekeringsaanvraag van [eiser01] zou hebben afgewezen, heeft Aegon de verzekering terecht beëindigd (artikel 7:929 lid 2 BW). Dit betekent ook dat zij aan [eiser01] geen verzekeringsuitkering hoeft (en hoefde) te betalen (artikel 7:930 lid 4 BW). Dat [eiser01] er geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij zijn klachten niet heeft gemeld (Aegon heeft ook niet gesteld dat [eiser01] heeft geprobeerd haar te misleiden), maakt daarvoor niet uit. Omdat Aegon de aanvraag zou hebben afgewezen, heeft [eiser01] nooit recht gehad op een uitkering en moet hij de bedragen die hij van Aegon heeft ontvangen terugbetalen.
4.21.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiser01] zullen worden afgewezen. De vordering van Aegon tot terugbetaling zal worden toegewezen.
4.22.
Aegon heeft in het buitengerechtelijke traject, ondanks dat [eiser01] daar veelvuldig om heeft gevraagd, nagelaten haar standpunt dat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering met [eiser01] zou hebben afgesloten te onderbouwen. Pas in deze procedure heeft Aegon stukken ter onderbouwing van haar standpunt overgelegd. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de door Aegon gevorderde wettelijke rente over het terug te betalen bedrag af te wijzen.
4.23.
Ook de door Aegon gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen om deze reden worden afgewezen. Aegon heeft [eiser01] immers de mogelijkheid ontnomen om zich (naar aanleiding van alle medische adviezen die Aegon had gevraagd, maar niet met [eiser01] heeft gedeeld) zich te beraden over zijn positie. Overigens heeft [eiser01] ook betwist dat van buitengerechtelijke werkzaamheden in het kader van de terugvordering van de reeds uitgekeerde bedragen sprake is geweest en Aegon heeft dit niet onderbouwd. Uit productie 8 bij conclusie van antwoord blijkt namelijk niet dat Aegon andere werkzaamheden heeft verricht dan het versturen van enkele standaardsommaties. Ook om deze reden bestaat voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geen aanleiding.
4.24.
Tot slot ziet de rechtbank in de weigering van Aegon om in het buitengerechtelijke traject haar standpunt nader te onderbouwen aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser01] tot betaling aan Aegon van een bedrag van € 58.745,89;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2163