ECLI:NL:RBDHA:2023:3468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens niet tijdig contact opnemen met autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, geboren op 5 februari 1974 en van Syrische nationaliteit, had op 14 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend. Echter, op 18 januari 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 30 december 2022 was vertrokken zonder toestemming en niet binnen de vereiste termijn van twee weken contact had opgenomen met de bevoegde autoriteiten.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I.M. Zuidhoek. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 heeft eiser aangevoerd dat hij in een lichamelijke en psychische crisis verkeerde, waardoor hij niet in staat was om contact op te nemen met de autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat de Staatssecretaris terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser inmiddels een nieuwe asielaanvraag kan indienen, die als een eerste aanvraag zal worden behandeld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2304
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. Saglik).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.2305 (het bijbehorende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening), op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Issa.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser stelt te zijn geboren op 5 februari 1974 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 14 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De reden daarvoor is dat eiser op 30 december 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. Eiser is het niet eens met de buitenbehandelingstelling. Hij voert aan dat hij als gevolg van het gemis van zijn gezin en het ontbreken van perspectief op de verdere inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag in een lichamelijke en psychische crisis is geraakt, waardoor hij niet in staat was te stempelen of hierover contact op te nemen met medewerkers van het COA of de IND. Sinds 22 januari 2023 is hij echter weer in het systeem aangemeld en kan zijn asielprocedure dus weer worden voortgezet.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van de Vw1 een aanvraag buiten behandeling kan stellen als de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van verweerder is vertrokken en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten. Niet ter discussie staat dat eiser op 30 december 2022 is vertrokken en zich op 22 januari 2023 pas weer heeft gemeld bij het COA. Deze periode is langer dan 2 weken. Verweerder had daarom dus de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder ook van deze bevoegdheid gebruik maken. Verweerder heeft eerst op 11 januari 2023 nog een voornemen uitgebracht, die ook naar de gemachtigde van eiser is gestuurd, en eiser hiermee nog een kans gegeven voor 16 januari 2023 een zienswijze in te dienen en hiermee te voorkomen dat zijn aanvraag buiten behandeling zou worden gesteld. Hier heeft eiser echter niet op gereageerd. Verder heeft eiser zijn stelling dat hij in een lichamelijke en psychische crisis is geraakt waardoor hij geen contact kon opnemen met de autoriteiten onvoldoende onderbouwd. Verweerder mocht de aanvraag daarom buiten behandeling stellen.
4. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat eiser een nieuwe asielaanvraag kan indienen, en dat inmiddels al heeft gedaan. Deze aanvraag wordt behandeld als een eerste aanvraag.2
5. Omdat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod zal de rechtbank hier verder niet op ingaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
1. Artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c.
2 Artikel 30c, tweede lid, van de Vw.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
22 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.