ECLI:NL:RBDHA:2023:3393
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep opheffing inreisverbod en recht op familie- en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot opheffing van een inreisverbod. Eiser, een Turkse nationaliteit, had in 2019 een inreisverbod opgelegd gekregen vanwege het niet voldoen aan een eerder terugkeerbesluit. Eiser heeft sindsdien geen rechtmatig verblijf gehad in Nederland en wenst nu in Polen bij zijn partner te verblijven. Eiser stelt dat het inreisverbod in strijd is met zijn recht op familie- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op bijzondere omstandigheden die een opheffing van het inreisverbod zouden rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden geen aanleiding heeft gezien om het inreisverbod op te heffen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van familieleven in Nederland, en zijn stelling dat hij in Polen gezinsleven wil uitoefenen is niet onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond met betrekking tot het recht op familie- en gezinsleven niet slaagt.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen schending van de hoorplicht in bezwaar is geweest, aangezien er geen bezwaar mogelijk was tegen het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten binnen vier weken na verzending.