ECLI:NL:RBDHA:2023:3392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening mvv nareis Syrië/Libanon

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'nareis'. De verzoekster, die in Beiroet woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag op 4 oktober 2022 was afgewezen. De verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij als ware zij in het bezit van een mvv nareis behandeld kon worden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 maart 2023 behandeld. In zijn overwegingen stelt de voorzieningenrechter dat toewijzing van het verzoek feitelijk een voorlopig karakter ontbeert, omdat een vreemdeling in zijn land van herkomst een mvv moet aanvragen voordat hij Nederland kan inreizen. De voorzieningenrechter concludeert dat de gevolgen van toewijzing onomkeerbaar zouden zijn, en dat er enkel in zeer bijzondere omstandigheden een dergelijk verzoek kan worden toegewezen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij dakloos is geworden door de aardbeving in februari 2023. De overgelegde bewijsstukken zijn onvoldoende om dit te onderbouwen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af en ziet hij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5342

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘nareis’ afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL23.5342) te treffen als ware zij in het bezit van een mvv nareis.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter overweegt dat toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, teneinde verzoekster als ware zij in het bezit van een mvv nareis te behandelen, feitelijk een voorlopig karakter ontbeert. Uit het systeem van de wet- en regelgeving volgt dat een vreemdeling in zijn land van herkomst een mvv dient aan te vragen, alvorens hij Nederland kan inreizen. Toewijzing van deze voorlopige voorziening zou betekenen dat verzoekster Nederland in kan reizen, zodat de feitelijke situatie ontstaat die zij met haar aanvraag beoogt, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn dan ook onomkeerbaar. Enkel in zeer bijzondere omstandigheden zal een dergelijk verzoek voor toewijzing in aanmerking komen, namelijk in die gevallen waarin de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek - in verhouding tot het belang van verweerder bij het handhaven van de afwijzing van de aanvraag - zodanig onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Voor een dergelijke vergaande beslissing is in principe alleen plaats indien een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noodzaakt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een zwaarwegend spoedeisend belang geen sprake is.
2.1
Redengevend hiervoor is dat verzoekster niet met stukken heeft aangetoond dat zij in haar huidige woonplaats Beiroet te Libanon dakloos is geworden door de aardbeving van 20 februari 2023, of zoals gemachtigde ter zitting heeft aangegeven, door de aardbeving van 8 februari 2023. Nu uit openbare bronnen niet blijkt dat er in Libanon ten gevolge van de aardbevingen huizen zijn ingestort, en niet gebleken is dat dit in het geval van referente anders is, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat niet duidelijk is of verzoekster door de gevolgen van de aardbeving dakloos is geworden. De overgelegde foto’s van 21 februari 2023 maken dit oordeel niet anders, nu uit deze foto’s niet valt af te leiden dat verzoekster daadwerkelijk dakloos is geworden. Van een zwaarwegend spoedeisend belang is in dit geval dan ook geen sprake, zodat voor toewijzing van het verzoek om verzoekster als ware zij in het bezit van een mvv nareis te behandelen geen aanleiding bestaat.
2.2
Gelet hierop komt de voorzieningenrechter niet toe aan een voorlopig rechtmatigheidsoordeel en behoeven de overige door verzoekster aangevoerde argumenten gericht tegen het primaire besluit geen verdere bespreking. Dit zal bij de beoordeling van het bezwaar aan de orde komen.
2.3
Vanwege het ontbreken van het zwaarwegende spoedeisende belang ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor toewijzing van het subsidiaire verzoek van verzoekster om verweerder op te dragen binnen een week na deze uitspraak op het bezwaar te beslissen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.