ECLI:NL:RBDHA:2023:3378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL22.23145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 10 november 2022. De verzoeker heeft daarnaast de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege blijft totdat er een beslissing op het beroep is genomen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is.

De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak (zaak NL22.23143) het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat er geen basis is voor een voorlopige voorziening nu het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is op 24 februari 2023 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23145
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 10 november 2022.
Verzoeker heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege dient te blijven, totdat op het beroep is beslist.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Bij uitspraak van heden (in de zaak NL22.23143) heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af. Omdat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, is namelijk geen voorlopige voorziening meer nodig. Het verzoek is kennelijk ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 februari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.