ECLI:NL:RBDHA:2023:3373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Pieters, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad en werd vertegenwoordigd door M. Fitters. Op 16 december 2022 had verweerder een besluit genomen, waardoor verzoekster haar beroep introk en een verzoek om proceskostenvergoeding indiende. De rechtbank overwoog dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), de proceskosten van verzoekster door verweerder vergoed moesten worden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 418,50, en bepaalde dat verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moest betalen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van verzoekster van licht gewicht was, aangezien het enkel ging om de vraag of de beslistermijn was overschreden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh, en werd op 13 januari 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25693
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Fitters).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft op 3 januari 2023 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster is in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 16 december 2022 een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 184,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eiser heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.