ECLI:NL:RBDHA:2023:3366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn, maar volgens verweerder afkomstig is uit Tunesië. De maatregel van bewaring is opgelegd op 30 oktober 2022 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de verwijderingsprocedure en dat de Marokkaanse autoriteiten niet adequaat reageren op verzoeken om informatie over zijn identiteit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen nieuwe feiten zijn die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. Eiser heeft geen identiteitsdocumenten overgelegd en heeft zich bediend van meerdere aliassen, wat het onderzoek naar zijn identiteit bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om actief mee te werken aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat het beroep van eiser ongegrond is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 30 januari 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1811
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 december 2022 (in de zaak NL22.25091) volgt dat de
maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Eiser is afkomstig uit Tunesië en daarom zullen de Marokkaanse autoriteiten niet voortvarend onderzoek naar hem kunnen doen voordat wordt vastgesteld dat hij geen binding heeft met Marokko. Verweerder rappelleert enkel schriftelijk bij de Marokkaanse autoriteiten en tot op heden heeft dit tot niets geleid. Door het uitblijven van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten ligt het in de rede dat verweerder eiser serieus neemt als hij zegt uit Tunesië te komen. Door nu niet tevens een aanvraag om een laissez passer (lp) in te dienen bij de Tunesische autoriteiten is eiser van mening dat verweerder verzuimt voortvarend te handelen.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat geen uitsluitsel van de Marokkaanse autoriteiten op zichzelf geen steun geeft aan eisers verklaring omtrent zijn gestelde Tunesische nationaliteit. De aanvraag is nog in behandeling. Eiser heeft zich bediend van meerdere aliassen en geen identiteitsdocument heeft overgelegd, zodat eens temeer aannemelijk is dat onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit langere tijd kan vergen, aldus verweerder.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Wat betreft eisers stelling dat hij uit Tunesië komt en dat een aanvraag om een lp bij de Marokkaanse autoriteiten zinloos is, verwijst de rechtbank allereerst naar haar eerdere uitspraak van 22 december 2022 (in de zaak NL22.25091), rechtsoverweging 4. Daar voegt de rechtbank aan toe dat uit de voortgangsgegevens blijkt dat verweerder op 5 januari 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser. Uit het verslag van dit vertrekgesprek blijkt dat hij benadrukt geen informatie te zullen verstrekken en dat het aan verweerder is om aan reisdocumenten te komen. Op eiser rust echter de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Bovendien is de keuze welk uitzettingstraject wordt gevolgd, primair aan verweerder. Eiser kan die keuze vergemakkelijken door informatie aan te leveren over zijn identiteit en nationaliteit. Het
onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een lp, laatstelijk op 12 januari 2023. Niet gebleken is dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan de uitzetting van eiser. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.