ECLI:NL:RBDHA:2023:3365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 oktober 2022, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel sinds de laatste uitspraak op 23 december 2022. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is en dat de verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het verkrijgen van een laissez passer van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verweerder voldoende inspanningen heeft verricht en dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de tijd die het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten in beslag neemt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1823
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 23 december 2022 (in de zaak NL22.25549) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt. Er is nog steeds geen reactie gekomen op de aanvraag om een laissez passer (lp). Het verleden heeft geleerd dat Marokko ook niet meewerkt aan de lp aanvragen. Verweerder heeft sinds de laatste uitspraak van 23 december 2022 maar één vertrekgesprek gevoerd met eiser en er is maar één keer gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Aangezien eiser al bijna vier maanden in bewaring verblijft, mag van verweerder verwacht worden dat hij voldoende inspanning verricht om de voortvarendheid in deze zaak te behouden en eiser niet onnodig lang in bewaring te laten verblijven. Tot slot voert eiser aan dat zijn belang dient te prevaleren en meent dat de toepassing van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000, dan wel dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de voortgangsgegevens blijkt dat er op 9 januari 2023 een vertrekgesprek is gevoerd met eiser. Op 12 januari 2023 heeft verweerder gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. In de week van 30 januari 2023 zal weer gerappelleerd worden bij de Marokkaanse autoriteiten en in de week van 6 februari 2023 heeft verweerder een vertrekgesprek gepland. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat de vreemdelingenbewaring van eiser rechtmatig is en dat het voortduren van de bewaring ervan gerechtvaardigd is.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een lp, laatstelijk op 12 januari 2023. Weliswaar duurt het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten geruime tijd, maar dit is op zichzelf niet doorslaggevend en wil naar de huidige stand van zaken niet zeggen dat het is uitgesloten dat er een lp door de Marokkaanse autoriteiten wordt verstrekt, te meer omdat niet is gebleken dat de deze autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. De rechtbank overweegt daarbij dat verweerder voor de afgifte van een laissez passer afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten en hierop slechts beperkte invloed kan uitoefenen. Daarnaast heeft verweerder laatstelijk op 9 januari 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht.
Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en voldoende voortvarend heeft gehandeld. Ook is er zicht op uitzetting. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Belangenafweging
Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt evenmin.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.