ECLI:NL:RBDHA:2023:3364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Indiase vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Akkas, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 4 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring voortduurt en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting is, maar de rechtbank oordeelde dat de Indiase autoriteiten meewerken aan de verstrekking van de benodigde documenten voor uitzetting. De rechtbank heeft ook overwogen dat eerdere aanvragen voor een laissez passer niet tot afgifte hebben geleid, maar dat dit niet betekent dat er momenteel geen zicht op uitzetting is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4398
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. S. Akkas),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Partijen hebben hierna over en weer schriftelijk standpunten uitgewisseld.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Indiase nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 25 januari 2023 (in de zaak NL23.274) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat eiser al driemaal eerder in bewaring is gesteld. Dit heeft nimmer geleid tot afgifte van een laissez passer (lp) door de Indiase autoriteiten. Op 14 februari 2023 is eiser gepresenteerd bij de Indiase autoriteiten. Volgens eiser zal deze presentatie er niet toe leiden dat de Indiase autoriteiten ten behoeve van hem een lp zullen afgegeven. Ondanks de toezegging van eiser om alle medewerking te verlenen bij zijn uitzetting, heeft verweerder sinds 25 januari 2023 geen actie ondernomen. Verweerder zal concreet moeten aangeven binnen welk termijn de uitzetting zal plaatsvinden, aldus eiser.
5. De rechtbank oordeelt over het zicht op uitzetting als volgt. In beginsel werken de Indiase autoriteiten mee aan de verstrekking van lp’s. De Indiase autoriteiten hebben geen signalen afgegeven dat dit in het geval van eiser anders is. Sterker nog, eiser is op
14 februari 2023 gepresenteerd bij de Indiase autoriteiten. Het resultaat daarvan is dat de lp- aanvraag in onderzoek is genomen en voor identiteitsonderzoek is doorgestuurd naar India. Daarmee is gegeven dat het zicht op uitzetting op dit moment niet ontbreekt. De omstandigheid dat eerdere aanvragen ten behoeve van eiser niet tot afgifte van een lp hebben geleid, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 6 van haar uitspraak van 25 januari 2023 in de zaak NL23.274. De beroepsgrond faalt dus.
6. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan de uitzetting van eiser treft evenmin doel. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de voortgangsgegevens blijkt dat verweerder nog op 3 februari 2023 heeft gerappelleerd bij de Indiase autoriteiten. Voorts is eiser, zoals hiervoor al besproken, op 14 februari 2023 gepresenteerd bij de Indiase autoriteiten. Van een “stilzitten” sinds 25 januari 2023 is dus geen sprake.
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is daarom ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 februari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.