ECLI:NL:RBDHA:2023:3357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel voor een alleenstaande minderjarige vreemdeling en de zorgvuldigheid van het onderzoek naar adequate opvang in Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een alleenstaande minderjarige vreemdeling (eiser) tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder) had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en tevens een terugkeerbesluit naar Marokko genomen. Eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is, heeft aangevoerd dat hij in Marokko is mishandeld en dat de autoriteiten daar hem niet kunnen beschermen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat het onderzoek naar de adequate opvang in Marokko niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat er adequate opvang voor eiser beschikbaar was, zonder voldoende bewijs van een traceerbaar adres van zijn moeder of oom. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het onderzoek naar de opvang opnieuw moet worden uitgevoerd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22665
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is aan eiser geen verblijfsvergunning regulier verleend. Het bestreden besluit behelst tevens een terugkeerbesluit gericht op Marokko met een vertrektermijn van nul dagen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening NL22.22666, op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. El Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft, na het sluiten van het onderzoek, na afloop van de zitting het onderzoek heropend en aan verweerder verzocht om nadere informatie te verstrekken over diens onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst in de periode dat eiser minderjarig was.
Verweerder heeft op 12 december 2022 deze informatie verstrekt. Eiser heeft op 19 december 2022 daarop een reactie gegeven.
Nadat partijen hebben ingestemd om een nadere zitting achterwege te laten, heeft de rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2003] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit [plaats 1] in Marokko, dat hij toen hij daar woonde een paar keer is mishandeld en dat de Marokkaanse autoriteiten hem daartegen niet kunnen beschermen. Verder stelt eiser dat sprake is van materiële deprivatie.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1 Als relevante elementen van het asielrelaas heeft verweerder aangemerkt:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst Marokko;
- mishandelingen in Marokko.
4. Verweerder vindt de identiteit en nationaliteit van eiser en de mishandelingen in Marokko geloofwaardig. Hij heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat Marokko een veilig land van herkomst is en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft een (reguliere) buitenschuld amv- vergunning afgewezen, omdat eiser inmiddels meerderjarig is en van hem verwacht kan worden dat hij zelfstandig een bestaan opbouwt in Marokko. Ook voor de periode dat eiser minderjarig was, komt hij niet in aanmerking voor een amv-vergunning, omdat uit onderzoek blijkt dat eiser adequate opvang had en heeft bij zijn moeder en bij zijn oom in Marokko. Verder blijkt uit navraag bij DT&V dat eiser niet is komen opdagen voor een vertrekgesprek en daarmee niet heeft aangetoond te willen meewerken aan het onderzoek naar adequate opvang.
Beoordelingskader
5. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat zijn beroep nog slechts ziet op de afwijzing van een reguliere buitenschuld amv-vergunning.2
6. Eiser voert hierover aan dat zijn moeder hem geen adequate opvang kan bieden. Uit de gehoren blijkt dat zijn moeder niet vermogend is en eiser weet ook niet waar zijn moeder nu verblijft. Verweerder heeft daar ten onrechte geen onderzoek naar gedaan. Evenmin kan zijn oom van moederskant hem opvangen, omdat eiser niet weet waar hij woont, maar alleen waar hij werkt. Het verwijt dat hij niet meer bij DT&V in beeld is, is volgens eiser niet terecht. Bovendien had verweerder ook zonder de inbreng van eiser onderzoek kunnen doen naar adequate opvang in Marokko.
1. Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Alleenstaande minderjarige vreemdeling.
Is het onderzoek naar adequate opvang voldoende geweest?
7. Na heropening van het onderzoek stelt verweerder zich, in reactie op de vragen van de rechtbank in haar brief van 12 december 2022, op het standpunt dat DT&V voor 30 juni 2021 geen uitnodiging heeft verstuurd aan eiser, omdat zij het dossier pas na 1 juli 2021 heeft ontvangen ten behoeve van de vertrekprocedure. Volgens het bericht van het COA had eiser de opvang op 30 juni 2021 echter al verlaten en daarom heeft DT&V het dossier gesloten. Dit blijkt uit navraag bij de Regievoerder vertrek van DT&V. Verweerder rekent het eiser in het bestreden besluit aan dat hij op dat moment niet beschikbaar was. Nu eiser met onbekende bestemming was vertrokken kon aan hem immers ook geen uitnodiging worden verstuurd ten behoeve van onderzoek. Verder blijkt uit navraag bij het COA dat eiser na deze eerste MOB-melding op 2 september 2021 weer is geregistreerd bij het AZC in Dronten. Daarna is eiser nog vier keer met onbekende bestemming (MOB) vertrokken. De meest recente verblijfplaats van eiser is het AZC in Echt, waar hij sinds 2 november 2022 geregistreerd staat. Volgens verweerder hoefde ook na 30 juni 2021 geen uitnodiging voor onderzoek naar adequate opvang aan eiser worden gestuurd, omdat uit eisers verklaringen blijkt dat er een traceerbaar adres van zijn moeder in het land van herkomst aanwezig is, omdat hij weet waar het huis van zijn moeder is en hij bijna elke dag contact met haar heeft.3 De opmerkingen in het bestreden besluit over het niet beschikbaar zijn van eiser voor nader onderzoek zijn daarom volgens verweerder niet relevant. Verweerder heeft kunnen vaststellen dat voor eiser in het land van herkomst adequate opvang aanwezig is en nader onderzoek was niet nodig. Verweerder verwijst hiervoor naar het Informatiebericht van 8 juni 2022.4
8. Eiser voert in reactie hierop aan dat, nu hij niet is uitgenodigd voor een gesprek, hem niet verweten kan worden dat hij niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. Daarbij heeft verweerder niet onderzocht of eiser ook voor 2 november 2022 in een ander AZC geregistreerd stond, zoals hij tijdens de zitting heeft gesteld en waar de rechtbank in de brief van 6 december 2022 om heeft verzocht. Bovendien blijkt uit de door eisers vorige gemachtigde ingediende zienswijze van 20 september 2022 dat er voor het bestreden besluit nog contact is geweest tussen eiser en zijn voormalig gemachtigde. Verweerder had daarom ook bij de voormalig gemachtigde kunnen of moeten nagaan of en hoe eiser te bereiken was voor nader onderzoek. Los daarvan had verweerder en DT&V ook via het COA eisers huidige verblijfplaats kunnen achterhalen om hem voor het onderzoek, dat toen blijkbaar volgens verweerder wel nodig was, te kunnen bereiken. Verweerder heeft op dit punt steken laten vallen, aldus eiser. Tot slot benadrukt eiser dat nader onderzoek evident noodzakelijk was. Dat er sprake was van een traceerbaar adres, betekent in dit geval niet dat eiser adequate opvang heeft bij zijn moeder. Eiser heeft duidelijk verklaard dat er sprake was van (financiële) problemen en instabiliteit binnen het gezin. Ook die aspecten moeten in het kader van een zorgvuldige beoordeling worden meegenomen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in het land van herkomst niet voldoende en onzorgvuldig is geweest en dat verweerder eiser ten onrechte verwijt dat hij niet beschikbaar was voor nader onderzoek door DT&V. De rechtbank legt dat hierna uit.
3 Nader gehoor, pagina 18.
4 IB 2022/74: Beslissen op Amv zaken na Afdelingsuitspraken van 8 juni 2022.
10. In het Informatiebericht van 8 juni 2022 dat verweerder voor dit soort zaken als beleidskader hanteert, staat dat als de asielaanvraag wordt afgewezen, ambtshalve wordt getoetst aan het alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv)-buitenschuld beleid, ongeacht de leeftijd van de amv en ook al is de amv inmiddels meerderjarig. Als kan worden vastgesteld dat er (evident) sprake is van adequate opvang in het land van herkomst of terugkeer, wordt bij de ambtshalve toets geoordeeld dat de amv niet in aanmerking komt voor een amv-buitenschuldvergunning. De IND kan aannemen dat er sprake is adequate opvang als, voor zover hier van belang, in het land van herkomst in het algemeen sprake is van adequate opvang en uit de verklaringen van de amv blijkt dat de ouder(s) of andere volwassenen die eerder zorg hebben gedragen voor het kind dan wel bereid zijn zorg te gaan dragen voor het kind, op een traceerbaar adres in het land van herkomst of terugkeer aanwezig zijn. Een adres is traceerbaar als de amv een concreet adres noemt (straatnaam, naam van de wijk, huisnummer et cetera) of als de amv – bij het ontbreken van adresgegevens omdat de ouders/verzorgers in een dorp verblijven – specifieke informatie kan geven over de locatie in het dorp. Het is dan ook van belang om zo veel mogelijk door te vragen over de verblijfplaats van de ouders/verzorgers en ook naar hun contactgegevens te vragen. Als de verklaringen niet geloofwaardig zijn, is het adres niet traceerbaar en kan geen besluit worden genomen.
11. Blijkens het verslag5 heeft eiser bij zijn nader gehoor over de opvang in Marokko het volgende verklaard. Zijn ouders zijn gescheiden, zijn broertje en zusje wonen nog bij zijn moeder en zij zitten in een moeilijke financiële situatie. Eiser kan niet bij zijn moeder wonen, omdat hij helemaal klaar is met Marokko. Eiser heeft daar geen kans gehad om naar school te gaan en hij heeft slecht geleefd. Eiser heeft verder verklaard dat hij bijna dagelijks
contact heeft met zijn moeder, dat hij weet dat zijn moeder nog steeds in [plaats 2] woont, dat ze na de scheiding is verhuisd naar een nieuwe woning en dat hij haar huis weet te vinden.
Eiser weet niet waar zijn vader nu woont en heeft geen contact met hem. Verder heeft eiser gezegd dat hij niet precies weet waar zijn oom van moeders kant in [plaats 2] woont, dat hij weet waar hij werkt, dat zijn oom geen eigen woning heeft, maar een woning huurt en dat zijn oom wel eens verhuist van de ene woning naar de andere. De laatste keer dat eiser hem sprak, was in 2019.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser weliswaar heeft verklaard dat hij weet waar in [plaats 2] zijn moeder woont, maar dat hij geen concreet adres (straatnaam, naam van de wijk, huisnummer et cetera) heeft genoemd. Evenmin heeft eiser specifieke informatie gegeven over de locatie van de verblijfplaats van zijn moeder in [plaats 2] . Eiser is ook niet naar een adres of andere locatiegegevens van zijn moeder gevraagd. Evenmin is hem gevraagd naar contactgegevens, zoals een telefoonnummer van zijn moeder. Ook over de woon- of verblijfplaats van eisers oom van moederskant ontbreekt concrete informatie. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet, althans niet zonder nader onderzoek, kunnen vaststellen dat er een traceerbaar adres van de moeder dan wel van de oom van moederskant in Marokko aanwezig is. Eisers verklaring in het nader gehoor dat hij weet waar zijn moeder woont en hij weet waar zijn oom werkt, is gelet op wat in het Informatiebericht staat, daarvoor niet voldoende. Ook is niet voldoende onderzocht of de moeder en/of de oom ook bereid zijn zorg te dragen voor eiser en in staat zijn om hem adequaat op te vangen. Eiser heeft immers aangegeven voor zijn vertrek niet bij moeder of
5 Nader gehoor pagina 17 en 18.
oom te hebben gewoond. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onderzoek naar de opvang van eiser in het land van herkomst onvoldoende zorgvuldig is en dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd dat voor eiser in het land van herkomst adequate opvang aanwezig is.
13. Omdat het onderzoek naar de adequate opvang niet goed is uitgevoerd, beoordeelt de rechtbank ook het standpunt van verweerder over het nadere onderzoek hiertoe. Van belang daarbij is dat eiser op 15 oktober 2021 meerderjarig geworden. Het nader onderzoek naar adequate opvang in de periode dat eiser tijdens zijn asielprocedure in Nederland minderjarig was, ziet dus feitelijk nog op de periode vanaf 21 april 2021 (datum nader gehoor) tot 15 oktober 2021.
14. In dit kader stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat eiser in de periode voor 30 juni 2021 is uitgenodigd voor onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst. Ook tussen 30 juni 2021 en 15 oktober 2021 is dat niet het geval, terwijl eisers volgens verweerder per 2 september 2021 weer in een AZC geregistreerd stond. Verweerder heeft zich daarom in het bestreden besluit niet op het standpunt kunnen stellen dat het eiser valt aan te rekenen dat hij destijds (na de uitnodiging hiertoe op 13 oktober 2022) niet is komen opdagen en dus niet wilde meewerken aan het onderzoek naar adequate opvang. Verweerder heeft in zijn brief van 12 december 2022 enkel gesteld dat eiser op 2 september 2021 weer stond geregistreerd voor opvang in een AZC en daarna nog vier keer MOB is gegaan, maar hij heeft in die brief noch op zitting nadere informatie kunnen verstrekken of eiser voordat hij achttien werd weer in beeld was bij het COA of dat hij op andere wijze, bijvoorbeeld via zijn voormalige gemachtigde, was te traceren. Verweerder heeft ook daar ten onrechte geen onderzoek naar gedaan. Verweerder heeft de buitenschuld amv-vergunning dan ook niet mogen afwijzen, met als reden dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, terwijl het onderzoek naar adequate opvang naar het oordeel van de rechtbank nog niet was afgerond.
15. Nu verweerder niet heeft kunnen vaststellen dat er sprake was van adequate opvang van eiser in het land van herkomst of terugkeer tijdens zijn minderjarigheid, moet hij alsnog eisers verklaringen hiertoe met inachtneming van wat in randnummer 10 en 12 staat beoordelen en daarbij betrekken of eisers moeder vanwege haar moeilijke financiële situatie en de stabiliteit in het gezin, in staat is om eiser adequaat opvang te bieden.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder nader onderzoek moet doen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.