ECLI:NL:RBDHA:2023:3355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens was er een terugkeerbesluit naar Marokko genomen met een vertrektermijn van nul dagen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het verzoek op 29 november 2022 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.W.M. van Erp, en een tolk aanwezig was. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank aanvullende informatie opgevraagd van verweerder over de opvangmogelijkheden in het land van herkomst van verzoeker. Deze informatie werd op 12 december 2022 verstrekt, waarna verzoeker op 19 december 2022 zijn reactie gaf. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting.

In de uitspraak van 24 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL22.22665), een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22666
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is aan eiser geen verblijfsvergunning regulier verleend. Het bestreden besluit behelst tevens een terugkeerbesluit gericht op Marokko met een vertrektermijn van nul dagen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het verzoek, tezamen met het beroep NL22.22665, op 29 november 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. El Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft, na het sluiten van het onderzoek, na afloop van de zitting het onderzoek heropend en aan verweerder verzocht om nadere informatie te verstrekken over diens onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst in de periode dat verzoeker minderjarig was.
Verweerder heeft op 12 december 2022 deze informatie verstrekt. Verzoeker heeft op 19 december 2022 daarop een reactie gegeven.
Nadat partijen hebben ingestemd om een nadere zitting achterwege te laten, heeft de rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2003] .
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.22665, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.