ECLI:NL:RBDHA:2023:3321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
09/048088-22; 09/141239-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en beschadiging van een scooter door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in twee strafzaken tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot doodslag en het opzettelijk beschadigen van een Felyx scooter. De feiten vonden plaats op 7 juli 2021 en 27 september 2021 in Den Haag. Tijdens een besloten zitting op 2 maart 2023 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, eiste bewezenverklaring van de tenlasteleggingen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. Heemskerk, pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag en beperkte zich tot de erkenning van de beschadiging van de scooter.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 juli 2021 een steen vanaf een brug op een autoweg had gegooid, wat resulteerde in een ernstige situatie waarbij de steen door de voorruit van een passerende auto ging, rakelings langs de bestuurder. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van de bestuurder had aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk beschadigen van de scooter op 27 september 2021.

De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 80 uren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de noodzaak voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/048088-22; 09/141239-22 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak: 16 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 2 maart 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. R. Heemskerk. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 2 maart 2023, beschuldigd van:
Dagvaarding I (09/048088-22):
medeplegen van een poging tot doodslag, dan wel medeplegen van een poging tot zware mishandeling, dan wel openlijke geweldpleging, gepleegd tegen [slachtoffer] en/of andere automobilisten en/of inzittenden op 7 juli 2021 te Den Haag;
Dagvaarding II (09/141239-22):
opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een Felyx scooter, gepleegd op 27 september 2021 te Den Haag.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van wat aan de verdachte (primair) in dagvaarding I en dagvaarding II ten laste is gelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I ten laste gelegde. Met betrekking tot dagvaarding II heeft de raadsman opgemerkt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Beoordeling dagvaarding I
De rechtbank acht op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat de verdachte zijn (bekennende) verklaring bij de politie op 22 december 2021 onder druk heeft afgelegd. De verdachte heeft bij de politie immers zeer gedetailleerd verklaard. Bovendien blijkt uit een tapgesprek dat de verdachte zelf het verhaal over het incident met [medeverdachte] voorafgaand aan zijn verhoor heeft willen afstemmen. Gelet hierop volgt de rechtbank het standpunt van de verdediging niet en zal de inhoud van de bij de politie afgelegde verklaring voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank stelt op basis van de gebruikte bewijsmiddelen – die in bijlage II zijn weergegeven – vast dat de verdachte zich op 7 juli 2021 samen met twee anderen bevond op de brug over de [locatie] in Den Haag.
De verdachte heeft toen een steen van 10 bij 15 centimeter vanaf een brug op de [locatie] in Den Haag naar beneden gegooid. Deze steen is daarbij door de voorruit, aan de bestuurderszijde, van een voorbijkomende auto gevallen, viel daarbij vlak langs het hoofd van de aangeefster en kwam vervolgens op de grond bij de bedieningspedalen terecht. Anders dan de raadsman heeft betoogd staat het feit dat op de steen een mengprofiel van minimaal twee onbekende personen is aangetroffen, waarvan minimaal één vrouw waarbij er geen aanwijzingen zijn dat er DNA van de bestuurster van de auto in het mengprofiel zat, niet aan bewezenverklaring in de weg.
Poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte als een poging tot doodslag is aan te merken.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van bestuurders en/of inzittenden van motorrijtuigen die over de [locatie] reden – in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
De verdachte heeft welbewust een groot stuk steen van een brug naar beneden gegooid op een autoweg terwijl hij wist dat er auto’s reden. Voorafgaand aan het gooien heeft de verdachte niet gekeken of er motorrijtuigen aankwamen. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gooien van stenen vanaf een brug op een autoweg zeer ernstige ongelukken kunnen gebeuren. De kans dat een bestuurder of inzittende van een motorrijtuig daarbij ernstig gewond raakt en komt te overlijden is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door op voornoemde wijze te handelen de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat bestuurders en/of inzittenden rechtstreeks door de steen zouden worden geraakt dan wel als gevolg van het raken van de auto door de steen een ongeluk zouden kunnen krijgen en dat zij als gevolg daarvan zouden kunnen overlijden. Voor zover de raadsman heeft bepleit dat de verdachte vanwege zijn jonge leeftijd deze aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard, overweegt de rechtbank dat de verdachte weliswaar jong is, maar dat ook van een veertienjarige jongen mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van deze algemene ervaringsregel. Daarbij heeft de rechtbank ook de cognitieve capaciteiten van de verdachte in aanmerking genomen. De rechtbank ziet ook geen contra-indicaties voor het door verdachte bewust aanvaarden van het mogelijke gevolg van het gooien van de steen. Dit te meer nu de verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat de steen op de bovenkant van de auto terecht was gekomen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte heeft nagedacht over het gevolg van zijn handelen. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opzet van de verdachte op de dood van een bestuurder dan wel inzittende in voorwaardelijke zin is bewezen.
Medeplegen?
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is geweest van het medeplegen van de poging tot doodslag. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank hieromtrent het volgende af. De verdachte heeft verklaard dat ook [medeverdachte] een paar keer stenen heeft gegooid vanaf dezelfde plek. Volgens de verdachte stonden hijzelf, [medeverdachte] en [naam] alle drie dicht bij de reling. Dit komt overeen met de verklaring van de getuige. De getuige zag even voor het incident drie jongeren van 13 à 14 jaar oud op de fietsbrug. Zij hingen daarbij over de balustrade van de brug. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij na het gooien van de steen (die [medeverdachte] hem aangaf) het geluid ‘doek’ hoorde, alsof de steen op de bovenkant van een auto terecht was gekomen. Tot slot blijkt uit een ontvangen bericht van [naam] en een aantal tapgesprekken van de verdachte en van [medeverdachte] (nadat zij waren opgeroepen om door de politie te worden gehoord) dat wordt besproken dat de oproep gaat over ‘die steen van [verdachte] ’, dat de verdachte vraagt of de getuige ‘ons heeft zien gooien’ en dat zij hun verhaal over het incident met de steen met elkaar wilden afstemmen en wilden nagaan welk bewijsmateriaal de politie had kunnen verzamelen.
Uit het vorenstaande maakt de rechtbank op dat naar haar uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De verdachte heeft samen met [medeverdachte] (en [naam] ) rond het tijdstip waarop de steen naar beneden is gegooid op de brug gestaan en over de balustrade gehangen, ook [medeverdachte] heeft een of meer stenen gegooid en hij heeft een steen aan verdachte gegeven om te gooien, die steen heeft toen de auto geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het medeplegen van een poging tot doodslag.
3.4
Dagvaarding II
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van dit feit zal de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, nu de verdachte dit feit heeft bekend en er nadien geen vrijspraak is bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Beresteinlaan .
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 2 maart 2023;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens Felyx B.V., opgemaakt op 5 oktober 2021 (ongenummerd).

4.De bewezenverklaring

Bewezenverklaard wordt dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/048088-22 (dagvaarding I):
hij op 7 juli 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om bestuurders en/of inzittenden van motorrijtuigen die over de [locatie] reden, opzettelijk van het leven te beroven
  • een brok steen vanaf een brug over de [locatie] naar beneden heeft gegooid en
  • waardoor die brok steen tegen de voorruit van een op die [locatie] rijdende personenauto is terechtgekomen en
  • vervolgens in de auto van [slachtoffer] is terechtgekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 09/141239-22 (dagvaarding II):
hij op 27 september 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederechtelijk een Felyx scooter (met [kenteken] )
vanFelyx Sharing b.v., heeft beschadigd.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De op te leggen straffen

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie geëist.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte – gelet op de bepleitte vrijspraak van het bij dagvaarding I ten laste gelegde – op het standpunt gesteld dat met betrekking tot het bij dagvaarding II ten laste gelegde volstaan kan worden met het opleggen van een geldboete of een voorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door een brok steen, te weten een brokstuk van een stoeptegel ter grootte van een forse baksteen, vanaf een brug op een autoweg te gooien. Deze steen is op de voorruit van een op die weg rijdende auto terechtgekomen. Hierbij is de steen dwars door de voorruit gegaan en rakelings langs de bestuurder van de auto gegaan. Het slachtoffer zat als gevolg hiervan onder de glassplinters en zij is ook enorm van het incident geschrokken, zo blijkt uit haar ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring en de toelichting op haar schadevergoedingsvordering. Het had voor het slachtoffer heel anders kunnen aflopen en dit is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Dergelijke feiten hebben niet alleen een zeer grote impact op de slachtoffers en hun omgeving, maar zorgen ook voor maatschappelijke beroering en gevoelens van onveiligheid. De verkeersveiligheid op autowegen wordt immers hierdoor zeer ernstig in gevaar gebracht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een scooter. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte overlast en schade veroorzaakt en heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 21 februari 2023 van de Raad. Uit het rapport blijkt dat het algemeen recidiverisico van de verdachte hoog is. Het dynamisch risicoprofiel wordt door de Raad hoger ingeschat dan de lage score die op basis van het meetinstrument naar voren is gekomen. Er zijn namelijk zorgen op meerdere domeinen. De grootste zorgen worden gezien op het gebied van gezin, school, mentale gezondheid en vaardigheden. De verdachte heeft een belast verleden. Er worden zorgen gezien in het contact met zijn ouders, de huisvesting van de verdachte en zijn schoolgang. Daarbij komt dat er zorgen zijn om het gebrek aan inzicht dat de verdachte lijkt te hebben in oorzaak-gevolg denken. De verdachte overziet de gevolgen van zijn handelen niet en vindt het lastig om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen gedrag. De Raad vindt een (deels) voorwaardelijke werkstraf met toezicht door de jeugdreclassering te Utrecht (SAVE) passend voor de verdachte. In dat kader kan er toezicht worden gehouden op de schoolgang van de verdachte en kan zowel individuele als systemische behandeling worden ingezet.
Ter terechtzitting heeft [naam] , vertegenwoordiger van de Raad aanvullend verklaard dat naast de beschermende factoren de risicofactoren nog steeds aanwezig zijn. Het is zorgelijk dat de verdachte een gebrek aan perspectief over zijn woonplek ervaart. Het is belangrijk dat de verdachte zich gaat settelen, zich inzet voor school en dat er hulp komt voor het steunsysteem van de verdachte.
De op te leggen straffen
De ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. De rechtbank weegt daarbij in strafverzwarende zin mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, terwijl hij dat eerder wel leek te doen. De rechtbank ziet echter in het navolgende aanleiding om de vrijheidsbenemende straf geheel voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. De verdachte is begonnen aan een behandeltraject en het is niet wenselijk – niet voor verdachte en niet voor de maatschappij – om dit traject door het opleggen van een jeugddetentie te doorkruisen. De rechtbank acht het ook van belang dat verdachte het behandeltraject voortzet binnen een juridisch kader en zal daarom de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank ziet daarnaast in de ernst van de feiten aanleiding om tevens aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe het van belang te vinden dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door, naast zijn hulpverleningstraject en onderwijs, tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank heeft bij de hoogte van de werkstraf rekening gehouden met de intensieve hulpverleningstrajecten die de verdachte de komende periode zal moeten doorlopen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.S.J. Hoogstraaten, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 79.810,16, bestaande uit € 70.855,66 aan materiële schade en € 8.954,50 aan immateriële schade. te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘overig verlies verdienvermogen à € 50.000,-’ niet-ontvankelijk te verklaren.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is te complex van aard om in het strafproces te beoordelen. Er kan immers niet worden vastgesteld of en in welke mate de gemaakte kosten kunnen worden toegeschreven aan de gevolgen van het bewezenverklaarde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is voor de posten ‘premieverhoging verzekering’ en voor de niet-gedekte zorgkosten ‘EMDR’. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding I bewezenverklaarde. Uit de stukken blijkt immers dat de auto van de benadeelde partij schade heeft opgelopen door het incident en dat zij na het incident klachten heeft die volgens de huisarts passend zijn bij een posttraumatische stressstoornis waarvoor zij inmiddels EMDR-behandeling heeft gehad. Het totaal van deze posten bedraagt € 564,08.
De stelpost ‘eigen risico’ moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgewezen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de gemaakte kosten die in rekening zijn gebracht voor het eigen risico geen causaal verband hebben met het bewezenverklaarde.
Wat betreft de posten voor de niet-gedekte zorgkosten ‘coaching’, ‘chiropractie’ en de post ‘verlies verdienvermogen’ is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of en in welke mate een causaal verband bestaat tussen de gemaakte kosten en het bewezenverklaarde. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij voor het incident kampte met (deels) overeenkomstige klachten. De rechtbank is van oordeel dat het beoordelen van het causale verband voor deze posten niet eenvoudig van aard is en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor deze posten niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal, voor zover de vordering ziet op de post ‘overig verlies verdienvermogen’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De post is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vast staat ook dat aan de benadeelde partij door het bij dagvaarding I bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit psychisch letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft als gevolg van het misdrijf klachten die passend zijn bij een posttraumatische stressstoornis. Daarnaast heeft de benadeelde partij fysieke klachten sinds het incident. Hierbij gaat het om nek- en schouderklachten. Zoals hiervoor overwogen staat op basis van het dossier onvoldoende vast in welke mate de fysieke klachten kunnen worden toegeschreven aan het incident. De hoogte van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier de immateriële vordering tot schadevergoeding in ieder geval toewijsbaar is voor € 2.500,-. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard van het letsel wat tot nu toe uit het dossier volgt, de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.064,08, bestaande uit € 564,08 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 7 juli 2021 is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.064,08 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 7 juli 2021, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I primair en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
ten aanzien van dagvaarding I, primair:
medeplegen van een poging tot doodslag;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, beschadigen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens het niet nakomen van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 (TWEE) jaaronder de voorwaarden dat de verdachte:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. zich gedurende een door Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) te Utrecht te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd onder behandeling (individueel en systemisch) zal stellen van Pluryn of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
4. gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of dagbesteding zal hebben;
geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) te Utrecht, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
5. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
6. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot
een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
80 (TACHTIG) URENen beveelt voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (VEERTIG) dagen;
schadevergoeding
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.064,08 (bestaande uit € 564,08 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ingaand 7 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald;
wijst af de vordering tot materiële schadevergoeding voor de post ‘eigen risico’;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is ten aanzien van de vergoeding voor de materiële schade ‘coaching’, ‘chiropractie’, ‘verlies verdienvermogen’ en ‘overig verlies verdienvermogen’ en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is voor het overige van de vordering tot immateriële schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.064,08, vermeerderd met de wettelijke rente daarover ingaand 7 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van: [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst – Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 16 maart 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I (09/048088-22):
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , althans een of meer (andere) bestuurder(s) en/of inzittenden van motorrijtuigen die over de [locatie] reed/reden, opzettelijk van het leven te beroven,
- een stoeptegel, althans een of meer brok(ken)/stuk(ken) steen, vanaf een brug/viaduct over/op de [locatie] naar beneden heeft gegooid en/of
- heeft laten vallen en/of
- (waardoor) die stoeptegel, althans een of meerdere brok(ken)/ stuk(ken) steen, tegen de voorruit van een op die [locatie] rijdende personenauto is terecht gekomen en/of
- (vervolgens) in de auto van [slachtoffer] (met voornoemde inzittende) is/zijn terecht gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , althans een of meer (andere) bestuurder(s) en/of inzittenden van motorrijtuigen die over de [locatie] reed/reden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een stoeptegel, althans een of meer brok(ken)/stuk(ken) steen, vanaf een brug/viaduct over/op de [locatie] naar beneden heeft gegooid en/of
- heeft laten vallen en/of
- (waardoor) die stoeptegel, althans een of meerdere brok(ken)/ stuk(ken) steen, tegen de voorruit van een op die [locatie] rijdende personenauto is terecht gekomen en/of
- (vervolgens) in de auto van die [slachtoffer] (met voornoemde inzittende) is/zijn terecht gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
Hij op of omstreeks 7 juli 2021, te Den Haag, openlijk, te weten, op/boven de [locatie] , in elk geval op of aan of boven een openbare weg en/of brug, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten een of meer(dere) rijdende automobilisten en/of inzittende van een auto(‘s) en/of [slachtoffer] en/of tegen auto’(s), althans een goed(eren), welk geweld bestond uit het opzettelijk
- gooien en/of laten van een (blok) steen en of/ stenen en/of tegels vanaf een brug/viaduct naar/in de richting van die personen en/of goederen/auto’s.
Dagvaarding II (09/141239-22):
hij op of omstreeks 27 september 2021 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een Felyx scooter (met [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Felyx Sharing b.v., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Bijlage II
Bewijsmiddelen dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Loosduinen .
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 12):
Plaats delict : [locatie] , 2544 LA ’s-Gravenhage
Op 7 juli 2021 reed ik met mijn auto met [kenteken] over de [locatie] . Ik reed onder de ijzeren brug door die over de [locatie] ligt. Ik reed op de rechterrijbaan. Ik hoorde opeens een hele luide klap. Ik voelde deze harde klap ook op mijn auto. Ik voelde dat er een voorwerp rakelings langs mijn hoofd zoefde. Ik voelde glas om mij heen vliegen. Ik zag dat mijn voorruit ter hoogte van waar ik zat, gebroken was. Ik zag dat er een gat in zat. Ik zag en voelde dat er op mij glasdeeltjes zaten. Ik keek naar beneden en ik zag dat er een soort grijze stoeptegel bij mijn voeten lag.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 16):
Op woensdag 7 juli 2021 werden wij als recherche betrokken bij een incident waarbij op de [locatie] , vanaf een viaduct een steen op een personenauto was gegooid.
De personenauto betreft een zwarte Toyota Prius voorzien van het [kenteken] . Op de vloer bij de bedieningspedalen werd een deel van een stoeptegel, ter grootte van 15 x 10 centimeter aangetroffen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 13 november 2021, voor zover inhoudende (p. 72-74):
[naam] had mij nog een DM gestuurd via Instagram. Ik heb hiervan een screenshot gemaakt:
je weet toch die steen
die [verdachte] had gegooid
4. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 15 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 47):
Op 7 juli 2021, omstreeks 14:30 uur, bevond ik mij op mijn fiets in de omgeving van de [plaats] te 's-Gravenhage. Om vanuit [plaats] bij mijn woning te komen, moet je over een fietsbrug fietsen. Deze fietsbrug ligt over de [locatie] . Onder deze fietsbrug ligt een autoweg. Op de brug ter hoogte van het fietspad, zag ik drie kinderen staan. Twee jongens en een meisje. Ik gok dat ze in de leeftijd van 13 a 14 jaar oud waren. Ik zag dat ze een beetje over de balustrade van de brug aan het hangen waren.
5. Het proces-verbaal van uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, voor zover inhoudende (p. 183):
[medeverdachte] bun [naam]
[medeverdachte] : [naam] ben jij ooit 1 keer erbij geweest toen we naar [naam] gingen naar je weet toch bij die brug
[medeverdachte] : steen naar beneden had gegooid
[medeverdachte] : nee maar er was toch ook 1 dag dat [verdachte] er eentje had gegooid
[medeverdachte] : maar toen had hij hem toch goed geraakt tegen die auto
: ja tegen voorruit
[medeverdachte] : ewa hij is door die ruit gegaan in de auto
[medeverdachte] : ik ga [verdachte] niet snitchen
[medeverdachte] : luister [naam] heeft mij gesnitched
6. Het proces-verbaal van uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, voor zover inhoudende (p. 182):
[medeverdachte] bum [nummer]
: als je vast zit je moet gewoon zeggen ik was het niet. Je moet zeggen het was [verdachte] , ik ken hem niet
[medeverdachte] : ja Maar luister kan er op een baksteen DNA zitten of vingerafdrukken, nee toch
: uhh moeilijk
[medeverdachte] : oh dan heb ik niks gedaan
7. Het proces-verbaal van uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, voor zover inhoudende (p. 178):
[verdachte] wgd [medeverdachte]
[verdachte] : ja over die steen
[verdachte] : onze verhaal moet het zelfde zijn
[verdachte] : heeft die ons zien gooien
8. Het proces-verbaal van uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, voor zover inhoudende (p. 176):
[medeverdachte] bum [verdachte] (naam genoemd)
[medeverdachte] : jij weet toch toe we daarzo waren en jij gooide zo een stoeptegel vanuit die brug tegen die ruit
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 december 2021, voor zover inhoudende (p. 112-116):
V: [medeverdachte] en [naam] hebben jou zien gooien?
A: Ja.
V: Waar stonden zij dan?
A: Wij liepen over die brug.
V: En toen?
A: Toen gebeurde het.
V: Wie hebben er allemaal een steen gepakt?
A: [medeverdachte] had een paar stenen gepakt en in zijn jas gestopt. Hij had ook gegooid maar niks geraakt.
V: Kan jij ons uitleggen hoe die steen eruit zag die jij vasthad?
A: Grijs, gewoon een baksteen.
V: Was het een deel van eens toeptegel?
A: Ja het waren stoeptegels.
V: Wat is er onder de brug?
A: Een snelweg.
V: Hoe ziet die snelweg eruit?
A: Een lange weg waar auto's op rijden.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Er reden soms wel snel auto's langs maar niet echt veel.
V: Kan je voordoen hoe je de steen gooide?
0: De verdachte doet voor dat hij de steen vanuit zijn heup met een zwaai onderhands weg gooit
V: Waar gooide je de steen heen?
A: Gewoon naar beneden, zonder te kijken.
V: Welk deel van de brug stond je?
A: Boven de weg.
V: Toen jij gooide heb je toen gekeken of er een auto reed?
A: Nee volgens mij niet.
V: Heb je gekeken of er een auto aan kwam?
A: Nee. Hij gaf mij die steen en die gooide ik gewoon weg.
V: Hoeveel stenen heeft [medeverdachte] gegooid in jouw beleving?
A: Twee of drie.
V: kan je ons vertellen wat je hoorde toen je die steen gooide?
A: Zo'n geluid als "doek". Gewoon alsof die op de bovenkant van de auto was gekomen.
V: Heb je nog gekeken?
A: Nee. Het was ook echt niet de bedoeling. Bij de andere stenen had ik dit niet gehoord.
A: [medeverdachte] gaf hem aan mij.