ECLI:NL:RBDHA:2023:3227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
NL22.18969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom bij niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 11 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Na een lange periode zonder beslissing heeft eiser op 15 juni 2022 verweerder in gebreke gesteld. Uiteindelijk heeft verweerder op 14 september 2022 de aanvraag ingewilligd en eiser een verblijfsvergunning asiel verleend. Eiser heeft echter beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een dwangsom, die hij meende te verdienen omdat de beslistermijn was overschreden.

De rechtbank heeft op 31 januari 2023 de zaak behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank overweegt dat, hoewel de ingebrekestelling geldig was, de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Deze wet bepaalt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten over asielaanvragen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de hoogste bestuursrechter, die heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel of het beginsel van effectieve rechtsbescherming.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser heeft verbeurd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18969

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 11 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 15 juni 2022 heeft hij verweerder in gebreke gesteld, omdat niet op zijn asielaanvraag is beslist.
Bij besluit van 14 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd en aan hem een verblijfsvergunning asiel verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 25 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft op 14 september 2022 beslist op de asielaanvraag van eiser en eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning. Verder heeft verweerder vastgesteld dat, hoewel de ingediende ingebrekestelling geldig is omdat de beslistermijn is verstreken, hij, gelet op de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet), geen dwangsom verschuldigd is.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eisers beroep richt zich tegen het niet toekennen van een dwangsom. Hij voert aan dat het niet toekennen van een dwangsom in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en artikel 47 van het Handvest.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank overweegt dat in de Tijdelijke wet, zoals deze geldt vanaf 11 juli 2021, is neergelegd dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [1] Op 30 november 2022 heeft de hoogste bestuursrechter geoordeeld dat de Tijdelijke wet, voor zover daarin is uitgesloten dat verweerder een dwangsom verbeurt indien hij na een ingebrekestelling niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel, het Unierechtelijke beginsel van effectieve rechtsbescherming en het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel. [2] Dit betekent dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft vastgesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser heeft verbeurd.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Stb. 2020, 242).
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.