ECLI:NL:RBDHA:2023:3227
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dwangsom bij niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 11 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Na een lange periode zonder beslissing heeft eiser op 15 juni 2022 verweerder in gebreke gesteld. Uiteindelijk heeft verweerder op 14 september 2022 de aanvraag ingewilligd en eiser een verblijfsvergunning asiel verleend. Eiser heeft echter beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een dwangsom, die hij meende te verdienen omdat de beslistermijn was overschreden.
De rechtbank heeft op 31 januari 2023 de zaak behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank overweegt dat, hoewel de ingebrekestelling geldig was, de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Deze wet bepaalt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten over asielaanvragen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de hoogste bestuursrechter, die heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel of het beginsel van effectieve rechtsbescherming.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser heeft verbeurd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.